Loonbelasting/premie volksverzekeringen. CAO Besloten busvervoer. Daggeldvergoeding

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

 

Besluit van 4 februari 2003, nr. CPP2002/2532M

 

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

De CAO voor het Besloten Busvervoer kent een vergoedingsregeling voor overige beroepskosten (artikel 34). Op grond daarvan heeft een buschauffeur die zonder reisleider vervoer van personen verricht voor de extra kosten tijdens meerdaagse ritten (dat wil zeggen vervoer dat zich uitstrekt over meer dan 24 uur) recht op een vergoeding van € 11,34 per dag (hierna: de daggeldvergoeding).

 

De vraag is gerezen in welke mate de daggeldvergoeding voor de loonbelasting/premieheffing volksverzekeringen tot het loon moet worden gerekend. Naar aanleiding van een binnen de busbranche gehouden kostenonderzoek zijn de betrokken CAO-partijen en de Belastingdienst daarover het volgende overeengekomen.

 

De Voorzitter Raad van Bestuur Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) heeft mij meegedeeld dat de inhoud van dit besluit ook van toepassing is voor de premieheffing werknemersverzekeringen.

Afspraak

1.   Tenzij anders is aangegeven, geldt het onderstaande met ingang van 1 juni 2001 tot voorshands 1 juni 2004, onder het voorbehoud van een eventuele wijziging in de relevante omstandigheden, waaronder jurisprudentie, wetgeving of beleid. Verlenging (na evaluatie) is mogelijk, zo nodig onder nadere of afwijkende voorwaarden.

 

2.   Van het bedrag van € 11,34 is € 8,51 vrij vergoedbaar, mits er geen beroepskosten op declaratiebasis worden vergoed.
Een uitzondering hierop geldt voor kosten die de werknemer als intermediair van zijn werkgever moet maken (zoals de kosten van een busreparatie) en voor de kosten van een onverwachte hotelovernachting. De compensatie van dergelijke intermediaire kosten kan eveneens onbelast plaatsvinden.
Zodra daaraan in de praktijk behoefte blijkt te bestaan, zullen de CAO-partijen en de Belastingdienst op praktische wijze invulling geven aan de toegestane intermediaire kosten; CAO-partijen kunnen eventuele concrete situaties daartoe aandragen.

 

3.   Als een werkgever tevens op declaratiebasis beroepskosten vergoedt, is punt 2 niet van toepassing. In dat geval moet de werkgever de vrij vergoedbare kosten integraal aannemelijk maken.


Voorbeeld:
Een werknemer declareert telefoonkosten en consumpties tot een totaalbedrag van € 12,48. De werknemer krijgt daarvoor een vergoeding en krijgt daarnaast ook de volledige daggeldvergoeding van € 11,34. De werknemer ontvangt dan dus in totaal een vergoeding van € 23,82. De werkgever heeft in dit geval de keuze om:

-     een vrije vergoeding te geven voor de totale aantoonbare werkelijke kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking; of

-     het meerdere ten opzichte van € 8,51 tot het loon van de werknemer te rekenen, waarbij er op de werkgever geen bewijslast rust om kosten aan te tonen.

 

4.   Op onherroepelijk vaststaande belastingaanslagen en gemaakte afspraken wordt niet teruggekomen.

 

5.   Voor zover de naheffingstermijn nog niet is verstreken (1998 en volgende) streeft de Belastingdienst er, mede uit het oogpunt van eenheid van beleid en uitvoering, naar om punt 2 ook over inmiddels verstreken jaren toe te passen, bijvoorbeeld met betrekking tot aangehouden bezwaar- en beroepschriften. Dit lijdt uitzondering als de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zich daartegen verzetten, bijvoorbeeld als er:

-     sprake is van opgewekt vertrouwen naar aanleiding van een boekenonderzoek; of

-     er een specifieke onvoorwaardelijke afspraak is gemaakt.

 

6.   Uitgaande van punt 5, bestaat de mogelijkheid dat punt 2 vóór 1 juni 2001 niet toepasbaar is, omdat er ook is gedeclareerd. Uit praktische overwegingen heeft de werkgever in dat geval de keuze (zie ook het voorbeeld bij punt 3) om

-     punt 2 toe te passen zonder rekening te houden met declaraties; of

-     punt 2 niet toe te passen, maar aan de hand van zijn eigen bedrijfsgegevens het belastingvrij te vergoeden bedrag aannemelijk te maken.

 

7.   Als een bepaalde werkgever op basis van zijn eigen specifieke bedrijfsgegevens eventueel een hoger bedrag dan € 8,51 als vaste vrije vergoeding zou kunnen betalen, kunnen andere werkgevers daaraan geen rechten ontlenen.