Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Domein belastingen op arbeid en vermogen
Besluit van 1 september 2003, nr. CPP2003/1373M
De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
De Belastingdienst toetst structureel bedrijfstak-CAO’s in Nederland (“CAO-adoptie”). Hierbij worden de fiscale gevolgen van de verschillende arbeidsvoorwaarden in een CAO in kaart gebracht. Het aantal werkgevers en werknemers dat onder de toepassing van bedrijfstak-CAO’s valt is relatief groot. Het doel van CAO-adoptie is het verbeteren van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid bij de uitvoering van de belastingwetgeving. Beoordeling van CAO-teksten of concrete onderhandelingsresultaten kan ook op verzoek van CAO-partijen plaatsvinden. CAO-partijen kunnen hiervoor CAO-teksten of concrete onderhandelingsresultaten met een verzoek tot beoordeling sturen aan de secretaris van de kennisgroep CAO-adoptie, mw. E.J. Gerrits-Dolstra, Belastingdienst Amsterdam, Postbus 58944, 1044 EE Amsterdam.
De beoordelingen worden verspreid binnen de Belastingdienst en toegestuurd aan de CAO-partijen. In overleg met o.a. VNO/NCW, MKB, UWV en SZW is nu besloten de beoordelingen van algemeen verbindend verklaarde CAO’s ook in de vorm van een beleidsbesluit te publiceren.
De Belastingdienst heeft de CAO Mode- en Sportdetailhandel 2002/2003 beoordeeld. De tekst van de CAO is op internet te vinden op www.arbeidsinspectie.nl.
Met betrekking tot de premieheffing werknemersverzekeringen merk ik in overeenstemming met de Voorzitter Raad van Bestuur Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het volgende op. Bij de beoordeling is UWV (nog) niet betrokken. Deze beoordeling geldt hierom alleen voor de premieheffing werknemersverzekeringen voorzover de beoordeling rechtstreeks verwijst naar de Handleiding loonbelasting, premievolksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen versie 2003, daarmee in overeenstemming is en er geen sprake is van een expliciet, afwijkend standpunt van UWV. In het laatste geval geldt het afwijkende UWV-standpunt. De Handleiding is een gezamenlijke uitgave van de Belastingdienst en UWV.
De Belastingdienst voert thans overleg met UWV om in de nabije toekomst wel gezamenlijk CAO's te kunnen beoordelen.
De tekst van de beoordeling zoals deze naar de CAO-partijen is gestuurd is hieronder opgenomen.
Tekst beoordeling CAO Mode- en Sportdetailhandel 2002/2003 (algemeen verbindend verklaard bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 september 2002, AI nr. 9815, Staatscourant nr. 186).
Algemeen
In deze beoordeling wordt verwezen naar de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) en de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: WVA).
De WVA heeft o.a. ten doel het stimuleren van de werkgelegenheid. Dit wordt bereikt door het verlagen van de loonkosten voor de werkgever door afdrachtverminderingen.
De begrippen die in de Wet LB worden gebruikt zijn niet altijd hetzelfde als de begrippen in de WVA. Het loonbegrip van de Wet LB wijkt bijvoorbeeld af van het loonbegrip voor de WVA. Sommige afdrachtverminderingen zijn alleen van toepassing als het loon van de werknemer niet hoger is dan een bepaald grensbedrag, het zogenoemde “toetsloon”. Bij de bepaling of het loon van de werknemer boven het toetsloon (van de WVA) uitkomt hoeven niet alle loonbestanddelen (volgens de Wet LB) te worden meegeteld. Anders geformuleerd: niet alle loon voor de Wet LB behoort tevens tot het WVA-loon. Indien begrippen van de Wet LB en de WVA van elkaar afwijken wordt daar in de beoordeling aandacht aan besteed.
In de onderstaande beoordeling wordt ook verwezen naar de Handleiding loonbelasting, premie volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen versie 2003(hierna: de handleiding). Deze handleiding is een gezamenlijke uitgave van de Belastingdienst en Uitvoeringsinstituut Werknemersver-zekeringen (UWV). In de handleiding zijn de wettelijke bepalingen samengevat en toegelicht. De Belastingdienst stuurt ieder jaar in de maand januari elke inhoudingsplichtige/werkgever een actuele versie toe. Bij deze brief voeg ik een handleiding 2003.
Daarnaast worden ieder jaar Nieuwsbrieven en/of Mededelingen verstuurd. Door deze Nieuwsbrieven en Mededelingen wordt de handleiding geactualiseerd. De geactualiseerde versie kan geraadpleegd worden op www.belastingdienst.nl.
De beoordeling heeft uitsluitend betrekking op de op 24 september 2002 algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de CAO voor de Mode- en Sportdetailhandel. Deze CAO heeft een looptijd tot en met 31 maart 2003. De beoordeling heeft plaats gevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2003.
Naast de algemeen verbindend verklaarde bepalingen kunnen in de CAO bepalingen staan die niet algemeen verbindend zijn verklaard. Als u het gewenst vindt dat ook deze bepalingen op hun fiscale aspecten worden beoordeeld, kunt u zich tot mij richten. Ik verzoek u in dat geval de tekst van die bepalingen bij te voegen.
CAO voor de Mode- en Sportdetailhandel tot en met 31 maart 2003
Artikel 1. Werkingssfeer
In dit artikel worden de branches genoemd waarvoor de CAO van toepassing is. Tevens wordt vermeld voor welke arbeidsovereenkomsten de CAO niet geldt. Deze van de CAO uitgesloten arbeidsverhoudingen zijn in fiscale zin als dienstbetrekking aan te merken. Zie hoofdstuk 1 van de handleiding.
Artikel 2. Definities
Hoewel de in de CAO gehanteerde definities alleen de CAO betreffen wil ik er voor de volledigheid enkele fiscale kanttekeningen bij plaatsen.
Werknemer
Volgens de CAO is een werknemer iedere persoon die op basis van een
arbeidsovereenkomst werkzaam is bij de werkgever. Met de werknemer wordt zowel
de mannelijke als vrouwelijke werknemer bedoeld.
Voor de volledigheid verwijs ik naar het werknemersbegrip volgens de Wet LB (zie hoofdstuk 1 van de handleiding). De meeste afdrachtverminderingen kunnen alleen worden toegepast voor werknemers. In de WVA is een beperkte groep als werknemer aangewezen (zie paragraaf 22.1.1 van de handleiding).
Hulpkracht
Volgens de CAO betreft dit werknemers die niet meer dan 12 uur gemiddeld per
week werken.
Voor deeltijdwerkers waarvoor recht bestaat op een afdrachtvermindering, moet het toetsloon voor de WVA en de afdrachtvermindering lage lonen, langdurig werklozen en onderwijs naar tijdsevenredigheid worden herrekend (zie paragraaf 22.1.4 van de handleiding).
Afroepkracht
Volgens deze bepaling betreft het werknemers die onregelmatig en incidenteel op
afroep werkzaam zijn.
Voor de WVA geldt dat voor deeltijdwerkers waarvoor recht bestaat op een afdrachtvermindering, het toetsloon en de afdrachtvermindering lage lonen, langdurig werklozen en onderwijs naar tijdsevenredigheid moeten worden herrekend( zie paragraaf 22.1.4 van de handleiding).
Vakantiewerker
Volgens de CAO betreft het scholieren/studenten die tijdens de schoolvakanties
maximaal acht weken werken.
Voor de volledigheid merk ik op dat zij volgens de Wet LB als werknemer worden aangemerkt (zie hoofdstuk 1 van de handleiding). Voor studenten en scholieren bestaat, onder voorwaarden en verplichtingen, een bijzondere fiscale regeling waarmee wordt voorkomen dat te veel loonheffing wordt ingehouden (zie paragraaf 15.15 van de handleiding).
Uitzendkracht
Volgens deze bepaling betreft het personen die in dienst van een uitzendbureau
arbeid verricht ten behoeve van de inlenende werkgever.
Zie hetgeen hierover onder artikel 6 is opgemerkt.
Loon
In deze bepalingen is het loonbegrip volgens de CAO opgenomen.
Volgens de CAO vallen niet onder het begrip loon:
verdiensten uit overwerk
onkostenvergoedingen
toeslag voor bedrijfshulpverlening
jaarlijkse uitkeringen waaronder gratificaties, winstuitkeringen en vakantiebijslag
Voor de volledigheid verwijs ik naar het loonbegrip volgens de Wet LB (zie hoofdstuk 4 van de handleiding).
Voor de fiscale aspecten van onkostenvergoedingen verwijs ik naar paragraaf 4.4 van de handleiding.
Op eenmalige beloningen of beloningen die slechts eenmaal per jaar worden toegekend moeten in principe de tabellen voor bijzondere beloning worden toegepast (zie paragraaf 6.3.5 van de handleiding).
Voor de WVA geldt dat bepaalde loonbestanddelen die in de regel slechts eenmaal of eenmaal per jaar worden toegekend niet mee tellen voor de bepaling van het WVA-loon (zie paragraaf 22.1.3 van de handleiding).
Garantieloon
Volgens de CAO is het garantieloon het bedrag dat aan de werknemer op basis van
de loonschalen ten minste moet worden betaald.
Dit loon behoort tot het loon voor de Wet LB en het WVA-loon
Feitelijk
loon
Dit is het daadwerkelijk tussen werkgever en werknemer overeengekomen loon dat
ligt boven het niveau van het garantieloon.
Dit loon behoort tot het loon voor de Wet LB en het WVA-loon.
Artikel 3. Algemeen
Loonspecificatie
In deze bepaling wordt aangegeven in welke vorm een loonspecificatie wordt
verstrekt.
Welke gegevens de loonstrook volgens de fiscale regels moet bevatten, is behandeld in hoofdstuk 8 van de handleiding. In hoofdstuk 12 is de verstrekking van de jaaropgave behandeld.
Keuring
Op grond van deze bepaling laat de werknemer zich op verzoek van de werkgever
geneeskundigonderzoeken.
Neemt de werkgever de kosten voor zijn rekening dan is er sprake van een vrije vergoeding en/of verstrekking, om reden dat naar maatschappelijke opvattingen een dergelijke vergoeding of verstrekking niet als beloningsvoordeel wordt ervaren (zie paragraaf 4.4. van de handleiding).
Overplaatsing
Volgens deze bepaling in de CAO ontvangt de werknemer in geval van
overplaatsing voor de extra reisafstand een netto vergoeding op basis van
openbaar vervoer 2e klasse.
Fiscaal moet deze regeling getoetst worden aan de criteria van het reiskostenforfait. Volledigheidshalve verwijs ik naar hoofdstuk 18 van de handleiding.
Voor werknemers die voor het regelmatig woon-werkverkeer helemaal of gedeeltelijk met openbaar vervoer reizen, geldt fiscaal een keuzemogelijkheid: óf vergoeden op basis van de werkelijke kosten van het openbaar vervoer óf vrijgesteld vergoeden van de wettelijk vastgestelde bedragen. Worden de werkelijke kosten vergoed dan bestaat de verplichting vervoersbewijzen op een voorgeschreven wijze bij de loonadministratie te bewaren.
Indien en voor zover vergoedingen worden verstrekt voor woon-werkverkeer die het reiskostenforfait te boven gaan, behoren deze vergoedingen tot het loon.
Als vooraf niet wordt verwacht dat de reizen van een werknemer onder het 60-dagencriterium zullen vallen, maar na 60 reizen blijkt dat dit wel het geval is, dan behoort mogelijk een deel van de reeds genoten vergoeding tot het loon. Over dat deel van de vergoeding moet loonheffing worden toegepast bij wijze van eindheffing. Zie paragraaf 21.5 van de handleiding.
Indien geen sprake is van regelmatig woon-werkverkeer is het reiskostenforfait niet van toepassing. In dat geval is vrije vergoeding van de werkelijke kosten van het openbaar vervoer mogelijk. De vrijgestelde vergoeding voor reizen met een eigen vervoermiddel van de werknemer is afhankelijk van het gebruikte vervoermiddel. Zie paragraaf 18.2 van de handleiding.
Indien een reiskostenvergoeding belastbaar loon vormt en regelmatig wordt uitbetaald samen met het loon is er tevens sprake van WVA-loon. Dit is niet het geval wanneer de eindheffing is toegepast (zie hoofdstuk 21 van de handleiding).
Artikel 4. Arbeidsovereenkomst
Lid 1. De inhoud
Het eerste lid van deze bepaling geeft de inhoud weer van de schriftelijke arbeidsovereenkomst die de werkgever de werknemer aanbiedt.
Vóór het begin van de werkzaamheden moet de werkgever voor de toepassing van de wet LB de identiteit van de werknemer vaststellen. Dit dient te gebeuren aan de hand van een geldig identiteitsbewijs (zie paragraaf 2.1. van de handleiding).
Lid 2. Flexibiliteit
Basisuren
De in de arbeidsovereenkomst vermelde gemiddeld aantal werkuren gelden als
basisuren.
De uren, die als basisuren in de arbeidsovereenkomst worden vermeld, gelden als contracturen voor het bepalen van het toetsloon en de afdrachtvermindering in de zin van de WVA.
Meer
dan basisuren
De meer gewerkte uren dan de basisuren kunnen volgens deze bepaling zowel in
vrije tijd als in geld worden vergoed.
De in geld genoten vergoeding behoort tot het loon voor de Wet LB.
Indien sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning ter zake van arbeid welke wordt verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor de werknemer geldende normale arbeidsduur, is in beginsel de tabel voor bijzondere beloningen van toepassing (zie paragraaf 6.3.5. van de handleiding).
Voor de WVA geldt als hoofdregel dat overwerkloon niet tot het WVA-loon behoort. Alleen in de gevallen dat de deeltijdfactor wordt toegepast aan de hand van de werkelijke gewerkte uren, moet eventueel overwerkloon worden meegeteld bij de bepaling of het loon van de werknemer uitkomt boven het toetsloon (zie paragraaf 22.1.3 van de handleiding).
Boven
de bandbreedte
Als de werknemer boven de toegestane bandbreedte werkt, wordt het (meerdere)
loon per betaalperiode direct uitbetaald, dan wel in tijd gecompenseerd.
Er is mogelijk sprake van structureel (overwerk)loon.
Voor de WVA geldt als hoofdregel dat overwerkloon niet tot het toetsloon behoort. Alleen in de gevallen dat de deeltijdfactor wordt toegepast aan de hand van de werkelijke gewerkte uren, moet eventueel overwerkloon worden meegeteld bij de bepaling of het loon van de werknemer uitkomt boven het toetsloon (zie paragraaf 22.1.3 van de handleiding).
Loon
De flexibel werkende werknemer ontvangt per periode het loon op basis van het
aantal overeengekomen basisuren.
De in deze bepaling bedoelde lonen behoren tot het loon voor de Wet LB en het WVA-loon.
Einde
dienstverband
Bij beëindiging van de dienstbetrekking worden meer gewerkte uren uitbetaald en
minder gewerkte uren in de eindafrekening verrekend.
De uitbetaalde uren zijn loon voor de Wet LB. Als van een werknemer loon wordt teruggevorderd is dat loon negatief loon voor de loonheffing (zie paragraaf 4.9 van de handleiding).
Artikel 5. Werk- en rusttijden
Lid 1. Algemeen
Werktijd
en schooltijd
Volgens deze bepaling moeten de uren op de schooldag worden meegeteld als
werktijd, ingeval de werknemer tevens leerling is in het kader van de BBL/BOL.
Voor de WVA geldt dat de Beroepsopleidende Leerweg(BOL) niet kwalificeert als een opleiding in de zin van de afdrachtvermindering onderwijs (zie paragraaf 22.4 van de handleiding).
Indien minder dan 36 uur per week wordt gewerkt, moet voor de WVA het toetsloon en de afdrachtvermindering lage lonen, langdurig werklozen en onderwijs in beginsel herrekend worden met een deeltijdfactor. Of een deeltijdfactor moet worden toegepast, hangt af van de vraag of de schooldagen binnen de contractuele uren vallen.
In de arbeidsovereenkomst is dit normaliter vastgelegd.
Lid 2. Normale en bijzondere arbeidstijd en overwerk
Normale
arbeidstijd per week
De normale arbeidstijd is volgens de CAO ten hoogste 38 uur per week, berekend
over een periode van zes aanééngesloten maanden.
Voor de afdrachtverminderingen lage lonen, langdurig werklozen en onderwijs wordt onder voltijds verstaan: een arbeidsduur van 36 uur of meer per week (zie paragraaf 22.1.4 van de handleiding).
Met ingang van 1 januari 2003 is de afdrachtvermindering langdurig werklozen afgeschaft. Voor werknemers die vanaf 1 januari 2003 in dienst worden genomen mag de afdracht langdurig werklozen niet meer worden toegepast. Voor werknemers die op 31 december 2002 al in dienst zijn en voor wie de afdrachtvermindering wordt toegepast, blijft de regeling doorlopen tot maximaal 48 maanden na de indiensttreding (zie paragraaf 22.3 van de handleiding).
Lid 3. Werk op zon- en feestdagen
Feestdagen
Tot en met 31 december 2002 bestond er fiscaal een feestdagenregeling.
Voor deze regeling gold een ruimere definitie voor het begrip feestdagen dan
voor de CAO, namelijk feestdagen die in het hele land worden gevierd, waaronder
religieuze feestdagen.
Met ingang van 1 januari 2003 is de feestdagenregeling afgeschaft. Vanaf die datum moeten geschenken ter gelegenheid van feestdagen tot het loon worden gerekend. Geschenken in natura moeten daarbij op hun waarde in het economische verkeer worden gewaardeerd. Voor verstrekkingen met een waarde in het economische verkeer van maximaal € 136 per verstrekking en € 272 op jaarbasis mag de eindheffing toegepast worden (zie paragraaf 17.16 van de handleiding).
Toeslag
In deze bepaling is opgenomen dat bij werken op zon- en feestdagen een
toeslagenregeling van toepassing is.
De toeslagen behoren tot het loon voor de Wet LB en het WVA-loon.
Indien sprake is van overwerkloon is in beginsel de tabel voor bijzondere beloningen van toepassing (zie paragraaf 6.3.5 van de handleiding).
Als er sprake is van overwerk behoren de toeslagen niet tot het loon voor de WVA. Zie paragraaf 22.1.3 van de handleiding.
Lid 4. Avondwerk
Toeslag
In deze bepalingen is opgenomen dat bij werken op avonden een toeslagenregeling
van toepassing is.
De toeslagen behoren tot het loon voor de Wet LB en het WVA-loon.
Indien sprake is van overwerkloon is in beginsel de tabel voor bijzondere beloningen van toepassing (zie paragraaf 6.3.5 van de handleiding).
Als er sprake is van overwerk behoren de toeslagen niet tot het loon voor de WVA. Zie paragraaf 22.1.3 van de handleiding.
Artikel 6. Functie en loon
Lid 2. Loon
Garantieloon
De in deze bepaling bedoelde lonen behoren tot het loon voor de Wet LB en het
WVA-loon.
Loon
naar leeftijd en/of functiejaar
De in deze bepaling bedoelde lonen behoren tot het loon voor de Wet LB en het
WVA-loon.
Berekening
uurloon
Voor de berekening van het uurloon is in de CAO overeengekomen dat het loon per
maand moet worden gedeeld door 164,7 en het loon per week door 38.
Voor de WVA wordt het toetsloon berekend met een vaste deeltijdfactor (zie hoofdstuk 22 van de handleiding).
Ander
loon wegens vervanging
De in deze bepaling bedoelde lonen behoren tot het loon voor de Wet LB en het
WVA-loon.
Loon
over feestdag
De in deze bepaling bedoelde lonen behoren tot het loon voor de Wet LB en het
WVA-loon.
Uitzendkracht
en loon
Uitzendkrachten worden volgens deze bepaling betaald overeenkomstig het
beloningstelsel van de CAO.
In fiscaal opzicht behoren zowel het uurloon als de toeslagen en andere verstrekkingen tot het loon.
Uitzendkrachten zijn in echte of fictieve dienstbetrekking bij het uitzendbureau (zie nader paragraaf 15.17 van de handleiding).
De uitlener moet daarom loonheffing inhouden en afdragen over het loon dat de uitzendkracht ontvangt voor de werkzaamheden die hij voor de inlenende werkgever verricht.
Wat betreft de WVA kan in beginsel ook alleen de uitlener eventuele afdrachtverminderingen toepassen (zie voor het werknemersbegrip WVA paragraaf 22.1.1 van de handleiding).
De inlenende werkgever kan overigens aansprakelijk worden gesteld voor (onder andere) de loonheffing die betrekking heeft op de door de uitzendkracht verrichte werkzaamheden. De inlenende werkgever kan zich tegen aansprakelijkstelling vrijwaren door (onder andere) de door de uitlener verschuldigde loonheffing op een geblokkeerde (g-)rekening te storten (zie paragraaf 9.5.1 van de handleiding).
Voor nadere informatie kunnen werkgevers zich wenden tot de voor hen bevoegde inspecteur.
Lid 3. Loonaanpassingen
Verhoging
garantielonen
De in deze bepaling bedoelde verhoging van het loon behoort tot het loon voor
de Wet LB en het WVA-loon.
Verhoging
feitelijke lonen
De in deze bepaling bedoelde verhoging van het loon behoort tot het loon voor
de Wet LB en het WVA-loon.
Artikel 7. Toeslagen
Lid 1. Toeslag voor werk op bijzondere uren
In dit lid zijn de toeslagen opgenomen voor het werken op bijzondere uren.
Deze toeslagen behoren tot het loon voor de Wet LB en het WVA-loon.
Indien sprake is van overwerkloon is in beginsel de tabel voor bijzondere beloningen van toepassing (zie paragraaf 6.3.5 van de handleiding).
Als er sprake is van overwerk behoren de toeslagen niet tot het loon voor de WVA (zie paragraaf 22.1.3 van de handleiding).
Lid 2. Toeslag voor overwerk
Bij overuren ontvangen de werknemers afhankelijk van het aantal gewerkte overuren een toeslag op het loon.
Voor de Wet LB is de overwerktoeslag loon. Indien sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning ter zake van arbeid welke wordt verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor de werknemer geldende normale arbeidsduur is in beginsel de tabel voor bijzondere beloningen van toepassing (zie paragraaf 6.3.5. van de handleiding).
Voor de WVA geldt als hoofdregel dat overwerkloon niet tot het WVA-loon behoort. Alleen in de gevallen dat de deeltijdfactor wordt toegepast aan de hand van de werkelijke gewerkte uren, moet eventueel overwerkloon worden meegeteld bij de bepaling of het loon van de werknemer uitkomt boven het toetsloon (zie paragraaf 22.1.3 en 22.1.4 van de handleiding).
Lid 4. Diplomatoeslag
Voor het bezit van een of meer van de genoemde diploma’s heeft de werknemer recht op een toeslag per maand.
De in deze bepaling bedoelde toeslag behoort tot het loon voor de Wet LB en het WVA-loon.
Lid 5. Toeslag voor bedrijfshulpverlening
De als bedrijfshulpverlener aangewezen werknemer heeft volgens deze bepaling recht op een toeslag per jaar.
Deze toeslag behoort tot het loon voor de Wet LB. In beginsel is dan de tabel voor bijzondere beloningen van toepassing (zie paragraaf 6.3.5. van de handleiding).
De toeslag behoort in beginsel tot het WVA-loon. Wanneer echter de toeslag eenmaal per jaar wordt uitbetaald behoort deze niet tot het loon voor de WVA (zie paragraaf 22.1.3 van de handleiding).
Artikel 8. Maaltijdverstrekking
Volgens de CAO heeft iedere werknemer die begint te werken voor 13.30 uur en op die dag doorwerkt tot na 19.00 uur recht op een maaltijdverstrekking. De maaltijdverstrekking houdt in dat de werkgever geen kostenvergoeding betaalt maar zelf voor een maaltijd zorgt, of de werknemer in de gelegenheid stelt de maaltijd op zijn kosten te nuttigen.
De CAO stelt de maximale waarde van de door de werkgever verstrekte maaltijd op € 6,80 en bepaalt tevens dat het ter zake fiscaal voorgeschreven bedrag tot het loon wordt gerekend.
Een vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar is onbelast als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Deze situatie doet zich voor als de werknemer niet op een gewone tijd (tussen 17.00 en 20.00 uur) thuis kan eten. Voor zover het aantal maaltijden per kalenderjaar meer dan 80 is (vergoedingen en verstrekkingen samen) moet een normbedrag bij het loon worden geteld. Zie paragraaf 17.26 van de handleiding.
Een vergoeding mag uiteraard alleen onbelast blijven indien en voor zover die vergoeding niet hoger is dan de kosten.
Artikel 9. Vakantie en vakantietoeslag
Lid 1. Vakantiejaar en –rechten
Recht
van doorbetaling loon
Wegens “niet ziek”, leeftijd en duur dienstverband kunnen ontstaan extra
vakantie-uren. Over deze extra vakantie-uren behoudt de werknemer het recht op
zijn normale loon.
Het doorbetaalde loon over de extra vakantie-uren behoort tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon.
Lid 4. Vakantie en einde dienstverband
Vakantie-uren
uitbetalen
Aan de werknemer wiens dienstverband wordt beëindigd worden de nog niet
opgenomen vakantiedagen in geld uitbetaald.
Een vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen behoort tot het loon voor de Wet LB. De tabellen voor bijzondere beloning mogen worden toegepast. Indien deze tabellen tot een lagere inhouding leiden is hun toepassing verplicht (zie paragraaf 6.3.5 van de handleiding).
Een vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen behoort niet tot het loon voor de WVA (zie paragraaf 22.1.3 van de handleiding).
Lid 5. Vakantietoeslag
De vakantietoeslag behoort tot het loon voor de Wet LB. De tabellen voor bijzondere beloning mogen worden toegepast. Indien deze tabellen tot een lagere inhouding leiden is hun toepassing verplicht (zie paragraaf 6.3.5 van de handleiding).
De vakantietoeslag behoort niet tot het loon voor de WVA (zie paragraaf 22.1.3 van de handleiding).
Artikel 10. Buitengewoon verlof
Lid 1. Buitengewoon verlof met behoud van loon
Volgens deze bepaling wordt loon doorbetaald wanneer de werknemer in aanmerking komt voor buitengewoon verlof op een dag dat normaal gesproken arbeid wordt verricht.
De CAO stelt met betrekking tot het toekennen van buitengewoon verlof geregistreerd partnerschap en duurzame samenleving gelijk met het huwelijk.
Aanspraken op geclausuleerd verlof zijn onbelast. Tot het geclausuleerd verlof behoren o.a. adoptieverlof, bevallingsverlof en buitengewoon verlof. Het doorbetaalde loon tijdens dergelijk verlof behoort tot het loon voor de wet LB en het WVA-loon. Zie de handleiding, paragraaf 17.49.
Lid 3. Calamiteitenverlof
Aanspraken op calamiteitenverlof zijn onbelast. Het doorbetaalde loon tijdens dergelijk verlof behoort tot het loon voor de wet LB en het WVA-loon. Zie de handleiding, paragraaf 17.49.
Lid 4. Verlof voor stervensbegeleiding en rouwverwerking
Verlof voor stervensbegeleiding en verlof voor rouwverwerking gelden als palliatief verlof. Aanspraken op palliatief verlof zijn onbelast. Het doorbetaalde loon tijdens dergelijk verlof behoort tot het loon voor de wet LB en het WVA-loon. Zie de handleiding, paragraaf 17.49.
Artikel 11. Scholing
Lid 2. Scholingsverlof
Verlof
met behoud van loon
Volgens deze bepaling kan de werknemer die het niet lukt een opleiding of
cursus in eigen tijd te volgen aanspraak maken op scholingsverlof met behoud
van loon.
Aanspraken op educatief verlof zijn onbelast. Als het loon tijdens dergelijk verlof wordt doorbetaald, behoort tot het loon voor de wet LB en het WVA-loon. Zie de handleiding, paragraaf 17.49.
Lid 3. Vergoeding van cursus- en loonkosten
De CAO bepaalt dat voor de kosten van bepaalde cursussen de werkgever of de werknemer in aanmerking kan komen voor een vergoeding uit het Sociaal Fonds Mode- en Sportdetailhandel.
Ook worden de loonkosten van de werknemer in bepaalde gevallen aan de werkgever vergoed.
De vergoeding aan de werknemer uit het fonds of van de werkgever is in beginsel aan te merken als loon voor de Wet LB. Met betrekking tot de vergoeding die uit het fonds wordt genoten, geldt dat niet het fonds maar de werkgever als inhoudingsplichtige moet worden beschouwd.
Er is mogelijk sprake van een (gedeeltelijke) vrijstelling dan wel een vrijstelling onder bepaalde voorwaarden. De vergoeding blijft dan (deels) onbelast. Afhankelijk van het soort opleiding, is het gestelde in paragraaf 17.44 van de handleiding relevant.
Voor de WVA geldt dat de vergoeding van cursuskosten tot het WVA-loon behoort, tenzij er sprake is van een éénmalige beloning.
Artikel 12. Arbeidsongeschiktheid
Lid 2. Arbeidsongeschiktheid en Loon
Hoogte
en duur van de loondoorbetaling
Volgens deze bepaling heeft de werknemer bij arbeidsongeschiktheid recht op
doorbetaling van het volledige loon overeen periode van maximaal
52 weken.
Deze doorbetaling behoort tot het loon voor de loonheffing (zie hoofdstuk 4 van de handleiding) en tot het WVA-loon.
Ook indien de ziektewetuitkering niet door de werkgever wordt uitbetaald moeten voor de WVA voor de bepaling van het WVA-loon de uitkering en de aanvulling tezamen genomen worden.
Uitkering
en loondoorbetaling
Eventuele wettelijke uitkeringen in verband met arbeidsongeschiktheid worden
volgens deze bepaling op het loon in mindering gebracht.
De fiscale aspecten van het via de werkgever ter beschikking stellen van een uitkering door een uitvoeringsinstelling zijn beschreven in paragraaf 4.2.2. van de handleiding.
Lid 3. Onkostenvergoeding en arbeidsongeschiktheid
De werkgever is volgens deze bepaling niet verplicht een onkostenvergoeding die direct verband houdt met het werk uit te betalen, indien de arbeidsongeschiktheid aaneengesloten langer duurt dan één maand.
Een onkostenvergoeding die wordt doorbetaald gedurende de periode van ziekte, behoort tot het loon voor de Wet LB en het WVA-loon indien en voor zover in werkelijkheid geen kosten worden gemaakt.
Artikel 13. Ouderenbeleid
Lid 1. Vervroegd uittreden in modedetailhandel
Voor de werknemer in de modedetailhandel bestaat een aparte CAO-regeling voor gehele of gedeeltelijk vrijwillige vervroegde uittreding of een prepensioenregeling.
Deze VUT-regeling en de prepensioenregeling zijn in dit kader niet beoordeeld. De pensioenregeling en de prepensioenregeling kunt u desgewenst aan mij ter beoordeling voorleggen.
Nadere informatie over VUT-regelingen en prepensioenregelingen is opgenomen in paragraaf 17.30 van de handleiding.
Lid 2. Minder werken in de sportdetailhandel
In dit lid is geregeld dat een werknemer in de sportdetailhandel, die 60 jaar of ouder is, het recht heeft 20% korter te gaan werken met behoud van loon.
De in deze bepaling bedoelde lonen behoren tot het loon voor de Wet LB en het WVA-loon.
Artikel 14. Overlijden
Lid 1. Uitkering bij overlijden
In dit lid is geregeld dat de nagelaten betrekkingen van een werknemer die overlijdt een overlijdensuitkering ontvangen. De hoogte van de uitkering is gelijk aan het loon over de maand, waarin het overlijden van de werknemer heeft plaatsgevonden, plus het loon over de twee daaropvolgende maanden.
Fiscaal behoren het recht op deze overlijdensuitkering en ook een eventuele overlijdensuitkering zelf niet tot het loon (zie paragraaf 17.2.3. en 17.15. van de handleiding).
Volledigheidshalve zij opgemerkt dat het loon genoten voor verrichte arbeid, ook als dit de maand van overlijden betreft, behoort tot het loon voor de Wet LB en tevens tot het WVA-loon.