Loonbelasting. Overgang naar Witteveenkader. Modelpensioenregelingen

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

 

Besluit van 11 juni 2003, nr. CPP2003/1500M

 

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

Vanaf 1 juni 1999 zijn nieuwe wettelijke regels van kracht geworden voor pensioenregelingen. Op grond van artikel 38b van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) dienen alle op dat moment bestaande pensioenregelingen uiterlijk op 1 juni 2004 te voldoen aan de bepalingen van Hoofdstuk IIB en artikel 38a van de Wet LB (ook wel aangeduid als het “Witteveenkader”). De afgelopen jaren zijn reeds veel pensioenregelingen al dan niet na overleg met de Belastingdienst in overeenstemming gebracht met die bepalingen. Ook heeft de Belastingdienst inmiddels al veel beschikkingen als bedoeld in artikel 19c van de Wet LB afgegeven. In deze beschikkingen beslist de inspecteur op verzoek van de inhoudingsplichtige of een regeling een pensioenregeling is in de zin van de artikelen 18a tot en met 18h van de Wet LB. Naar verwachting is een groot aantal regelingen evenwel nog niet aangepast. In situaties waarin inhoudingsplichtigen zekerheid wensen of de op 1 juni 1999 bestaande pensioenregeling voldoet aan het Wittteveenkader is het van belang dat zij verzoeken om een beschikking tijdig en ruim vóór 1 juni 2004 inzenden aan de bevoegde inspecteur. Daarbij is het van belang dat in voorkomende gevallen niet alleen de volledige pensioenregeling zelf (inclusief bijspaarmodules en excedentregelingen) maar ook de daaraan gekoppelde verzekeringsovereenkomst wordt overgelegd. In dit verband wijs ik er op dat het ook mogelijk is nu reeds een nieuwe regeling voor te leggen met als ingangsdatum 1 juni 2004.

 

De inhoud van dit besluit is afgestemd met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Gelet op artikel 6, derde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering geldt dit besluit ook voor de premieheffing werknemersverzekeringen.

Modelregelingen van advieskantoren

Indien een pensioen- of belastingadvieskantoor voornemens is een standaardpensioenregeling te gaan hanteren voor een groot aantal van zijn klanten kan deze modelregeling ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP). Ik verwijs naar het besluit van 13 april 2001 nr. CPP2001/872M. Na goedkeuring door het CAP wordt de Belastingdienst ingelicht zodat de inspecteur ingezonden regelingen die gelijk zijn aan de goedgekeurde modelregeling snel kan afhandelen.

Modellen van de Belastingdienst voor pensioenen in eigen beheer

Een groot deel van de door de Belastingdienst te beoordelen regelingen betreft pensioenrechten die door een besloten vennootschap (BV) worden toegekend aan een directeur-grootaandeelhouder (digra). De BV houdt de pensioenvoorziening doorgaans in eigen beheer. Vanuit de praktijk komen er regelmatig verzoeken om voor deze groep modelregelingen van de Belastingdienst zelf te publiceren. Ik heb besloten aan deze verzoeken tegemoet te komen.

Toelichting

De Kennisgroep Pensioenen Loonbelasting heeft vier verschillende modellen ontwikkeld. Deze modellen zijn gebaseerd op de ervaringen van de kennisgroep in de afgelopen jaren met de beoordeling van pensioenregelingen. Die ervaringen hebben geleid tot een aantal standpunten dat zich op dit moment in het stadium van omzetting naar beleidsregels bevindt. Ik heb evenwel gemeend niet te moeten wachten tot de definitieve vaststelling van die regels. De reden hiervoor is dat de praktijk op korte termijn behoefte heeft aan een handreiking die rechtszekerheid biedt. Een pensioenregeling die gelijk is aan één van de modellen is in ieder geval naar de huidige inzichten en volgens de huidige wetgeving en jurisprudentie een pensioenregeling in de zin van de Wet LB.

De modellen zijn als bijlage bij dit besluit gevoegd. De Belastingdienst zal de modellen ook publiceren op www.belastingdienst.nl.

 

Mochten de modellen op grond van gewijzigde beleidsinzichten worden gewijzigd ten nadele van belanghebbenden, dan zullen deze wijzigingen slechts voor de toekomst en na een overgangsperiode kunnen gelden. In geval van een wijziging van de wettelijke regels zullen de modellen worden aangepast met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wetswijziging, behoudens in geval van een wetswijziging met terugwerkende kracht. De wijzigingen zullen worden gepubliceerd.

Vier modellen

De vier modellen zijn de volgende:

-     Bijlage 1. Modelpensioenovereenkomst eindloon 60 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk: 02-098.
Dit is een model voor een pensioenregeling op eindloonbasis met een pensioendatum van 60 jaar. De overeenkomst geeft ook recht op opbouw van pensioen over incidentele beloningen via het middelloonstelsel.

-     Bijlage 2. Modelpensioenovereenkomst middelloon 60 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk 02-099. Dit model gaat eveneens uit van een pensioendatum van 60 jaar, maar de opbouw geschiedt volledig via het middelloonstelsel.

-     Bijlage 3. Modelpensioenovereenkomst eindloon 65 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk: 02-101.
Het voornaamste verschil met model 1 is – naast de andere pensioendatum – gelegen in de afwezigheid van een overbruggingspensioen.

-     Bijlage 4. Modelpensioenovereenkomst middelloon 65 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk: 02-102. Ook hier is – maar dan ten opzichte van model 2 – sprake van een andere pensioendatum en van afwezigheid van een overbruggingspensioen.

Beschikking niet nodig

Indien de BV en de digra besluiten om één van deze modellen ongewijzigd te hanteren, is inzending aan de Belastingdienst voor een beschikking in de zin van artikel 19c Wet LB niet nodig. Onder wijzigingen versta ik in dit verband uiteraard niet de invulling van variabele gegevens (namen, data en dergelijke).

Inzending ongewijzigd model

Indien toch een beschikking gewenst is, is het in het belang van de BV en de digra en in het belang van de Belastingdienst dat die snel kan worden afgegeven. De toetsing door de Belastingdienst zal in dat geval globaal zijn en vooral zijn gericht op de juistheid van de variabele gegevens. Voor een vlotte afwerking is het noodzakelijk dat in de begeleidende brief bij de regeling wordt vermeld dat de regeling (behoudens die variabele gegevens) gelijk is aan één van de modelregelingen en aan welke (kenmerk). Ik wijs in dit verband ook op de eerste volzin van de slotbepaling van elk model. In die volzin verklaren de BV en de digra dat de regeling gelijk is aan het model met het desbetreffende kenmerk. De Belastingdienst kan ervan uitgaan dat een ter beoordeling ingezonden regeling volledig overeenstemt met het model indien deze volzin inclusief kenmerk in de slotbepaling is opgenomen. Omgekeerd betekent dit dat de volzin niet mag worden gebruikt indien een regeling wordt ingezonden die op één of meer punten is gewijzigd. Indien dit toch geschiedt, kunnen belanghebbenden in rechte geen beroep doen op een eventuele afgegeven beschikking van de Belastingdienst. Zij hebben dan immers onjuiste informatie verstrekt.

Inzending gewijzigd model

Als de BV en de digra wijzigingen wensen aan te brengen in de modelregeling dienen zij iedere schijn te vermijden dat het om een ongewijzigde modelregeling gaat. Dat kan door de eerste volzin van de slotbepaling uit de regeling te verwijderen en elke andere kenmerkvermelding uit de regeling te schrappen. Uiteraard kan in een begeleidende brief wel het kenmerk van één van de modellen worden vermeld tezamen met een overzicht van de in dat model aangebrachte wijzigingen en een toelichting daarop. Op deze wijze kan de behandelaar van de Belastingdienst zich snel een oordeel vormen over de aard van de wijzigingen.

Voorbehoud

De modellen zijn uitsluitend bestemd voor de loonheffing. Aan de fiscale aanvaardbaarheid van deze modellen voor de loonheffing kan derhalve geen vertrouwen worden ontleend voor de heffing van andere belastingen. Deze aanvaardbaarheid kan dus ook met name geen argument vormen bij de beantwoording van de vraag of de uitvoering van een aan één van de modellen gelijke pensioenregeling kan leiden tot een winstuitdeling of een onzakelijke last in de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting. Zie voor een uitgebreide behandeling van laatstgenoemde aspecten het besluit van 31 oktober 2001, nr. CPP2001/2188M.

Toekomstige wetswijzigingen

De modellen zijn opgesteld naar de op dit moment geldende wettelijke regels. Mochten in de toekomst aanpassingen van deze wettelijke regels van kracht worden, dan zullen de modellen uiteraard worden aangepast zoals hiervoor al is aangegeven. Ondanks deze mogelijkheid van wijzigingen is het in situaties waarin inhoudingsplichtigen zekerheid wensen of hun pensioenregeling voldoet aan de huidige regels niettemin van belang, dat zij het verzoek om een beschikking ruim voor 1 juni 2004 inzenden aan de bevoegde inspecteur en derhalve niet afwachten of mogelijk nog wijzigingen van de op dit moment geldende regels van kracht worden.

 

Bijlage 1 bij besluit CPP2003-1500M

Modelpensioenovereenkomst Belastingdienst

 

Digra, eigen beheer, eindloon, 60 jaar

 

Versie 5 december 2002

 

Kenmerk 02-098

 

Pensioenovereenkomst voor digra met pensioen in eigen beheer

 

De ondergetekenden:

 

1.   …………… (naam) BV, fiscaal nummer ………………………, gevestigd te …………………. (vestigingsplaats), hierna te noemen “werkgever”, hierbij vertegenwoordigd door haar bestuurder, de heer/mevrouw …………….(naam);

 

en

 

2.   de heer/mevrouw …………………..(naam), SoFinummer ………………., geboren in ……………. (geboorteplaats), op .. …………… 19..(geboortedatum), wonende te ………………….(woonplaats), hierna te noemen “werknemer”,

 

verklaren dat zij, in aanvulling op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, onder de hierna genoemde voorwaarden een pensioenovereenkomst hebben gesloten.

Artikel 1 Definities

a.   Pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin werknemer de 60-jarige leeftijd bereikt (1 …………… ….) (datum).

b.   Partner:

-     de persoon waarmee werknemer is gehuwd (echtgenoot);

-     de persoon waarmee werknemer een geregistreerd partnerschap als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten (geregistreerde partner);

-     de ongehuwde persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste graad, met wie werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.

c.   Kind: het eigen kind of pleegkind van werknemer dat de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt.

d.   WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

e.   Franchise: 100/70 van de uitkeringen voor een ongehuwde persoon als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering.

f.    AOW: Algemene ouderdomswet.

g.   ANW: Algemene nabestaandenwet.

h.   PSW: Pensioen- en spaarfondsenwet.

i.    Wet LB: Wet op de loonbelasting 1964.

j.    UBLB: Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.

Artikel 2 Pensioenaanspraken

a. Ouderdomspensioen

Werknemer heeft aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen dat ingaat op pensioendatum.

b. Nabestaandenpensioen

Werknemer heeft ten behoeve van zijn partner aanspraak op een nabestaandenpensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer. Er bestaat slechts aanspraak op nabestaandenpensioen indien er tijdens de dienstbetrekking met werkgever daadwerkelijk een persoon is die voldoet aan de in artikel 1, onderdeel b, opgenomen omschrijving van een partner.

 

Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot de datum van overlijden van de partner.

c. Wezenpensioen

Werknemer heeft ten behoeve van ieder van zijn kinderen aanspraak op een wezenpensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer. Er bestaat slechts aanspraak op wezenpensioen voor tijdens de dienstbetrekking met werkgever daadwerkelijk aanwezige kinderen die voldoen aan de in artikel 1, onderdeel c, opgenomen omschrijving van een kind.

 

Het wezenpensioen eindigt op de 30ste verjaardag van het kind of bij eerder overlijden van het kind.

d. Tijdelijk ouderdomspensioen (overbruggingspensioen)

Werknemer heeft aanspraak op een tijdelijk ouderdomspensioen dat ingaat op pensioendatum en dat eindigt in de maand voorafgaand aan de maand waarin werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt of bij eerder overlijden van werknemer.

e. Nabestaandenoverbruggingspensioen

Werknemer heeft ten behoeve van zijn partner aanspraak op een nabestaandenoverbruggingspensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer en dat eindigt in de maand voorafgaand aan de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt of bij eerder overlijden van de partner.

f. Voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid

Over een periode van arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw voortgezet, mits werknemer in die periode een inkomensvervangende, loongerelateerde uitkering ontvangt. Voor de mate van arbeidsongeschiktheid wordt aangesloten bij het voor de WAZ vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. Bij de voortgezette pensioenopbouw wordt uitgegaan van het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage en het maandloon dat van toepassing is op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt. Bij wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de omvang van de voortgezette pensioenopbouw naar rato aangepast.

 

De voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd op de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar uiterlijk op de in artikel 1, onderdeel a, vastgestelde pensioendatum.

g. Arbeidsongeschiktheidspensioen

Indien werknemer langer dan een jaar arbeidsongeschikt is en in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de WAZ, heeft werknemer aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspensioen. Bij wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de omvang van het arbeidsongeschiktheidspensioen naar rato aangepast.

 

Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar uiterlijk tot de in artikel 1, onderdeel a, vastgestelde pensioendatum.

Artikel 3 Pensioengrondslag

Voor de opbouw van de pensioenaanspraken wordt uitgegaan van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag wordt vastgesteld op de ingangsdatum van deze overeenkomst en daarna per 1 januari van elk kalenderjaar. Bij het vaststellen van de pensioengrondslag wordt geen rekening gehouden met loonbestanddelen in natura.

 

De pensioengrondslag is samengesteld uit de basispensioengrondslag en de variabele pensioengrondslag.

a. Basispensioengrondslag

De basispensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon van werknemer verminderd met de franchise. Onder pensioengevend loon wordt verstaan 12 maal het vaste maandloon zoals van toepassing op het moment dat de pensioengrondslag wordt vastgesteld, vermeerderd met vakantietoeslag en het schriftelijk met werkgever overeengekomen gegarandeerde tantième.

 

Loonstijgingen gedurende de vijf jaren voorafgaande aan pensioendatum worden bij het vaststellen van de basispensioengrondslag in aanmerking genomen tot ten hoogste 2 percent boven de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek met dien verstande dat in elk geval in aanmerking komen loonstijgingen als gevolg van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken.

 

Bij verlaging van het pensioengevend loon in de periode van 10 jaar direct voorafgaand aan de in de pensioenregeling vastgestelde pensioendatum als gevolg van het vervullen van een lager gekwalificeerde functie, of in geval van het vervullen van een deeltijdfunctie van niet minder dan 50% van een voltijdfunctie, wordt de opbouw van het pensioen voortgezet over het eerder genoten hogere pensioengevend loon.

 

Verlagingen van het pensioengevend loon hebben geen gevolgen voor de reeds opgebouwde pensioenrechten.

b. Variabele pensioengrondslag

De variabele pensioengrondslag bestaat uit de variabele loonbestanddelen die niet tot de basispensioengrondslag worden gerekend, zoals bijvoorbeeld een variabel tantième, provisie en toeslagen. Indien de basispensioengrondslag negatief is, wordt het niet verrekende gedeelte van de franchise in mindering gebracht op de variabele pensioengrondslag.

Artikel 4 Dienstjaren

Als perioden die meetellen als dienstjaren dan wel als diensttijd worden in aanmerking genomen:

a.   de periode gedurende welke de dienstbetrekking heeft geduurd, daaronder begrepen perioden van - al dan niet in deeltijd -:

1.   ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 644 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

2.   sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van werkgever gedurende ten hoogste twaalf maanden;

3.   studieverlof voor cursussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor het op peil houden van de vakkennis en voor cursussen, opleidingen of studie die door werkgever worden gefinancierd;

4.   verlof als bedoeld in artikel 7:1 en volgende van de Wet arbeid en zorg gedurende ten hoogste achttien maanden;

met dien verstande dat bij dienstbetrekkingen in deeltijd de aldus in aanmerking te nemen periode wordt verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.

b.   perioden gedurende welke werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot een met werkgever verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat niet in Nederland is gevestigd, voorzover hij/zij bij dat verbonden lichaam niet heeft deelgenomen aan een pensioenregeling;

c.   perioden gedurende welke, in aansluiting op de in de onderdelen a en b bedoelde perioden, na onvrijwillig ontslag inkomensvervangende, loongerelateerde uitkeringen worden ontvangen;

d.   dienstjaren ten gevolge van waardeoverdracht van pensioenkapitaal, als bedoeld in de artikelen 32, vierde lid, 32a of 32b van de PSW, naar de huidige werkgever of de pensioenuitvoerder van de huidige werkgever;

e.   perioden waarin werknemer een tot zijn huishouden behorend kind heeft verzorgd dat de leeftijd van twaalf jaar niet heeft bereikt, met dien verstande dat de perioden waarin de kinderen die werknemer heeft verzorgd de leeftijd van zes jaar hebben bereikt, meetellen voor de helft. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt de aldus in aanmerking te nemen periode verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.

Artikel 5 Omvang van de pensioenen

De hierna omschreven omvang van de pensioenen is uitsluitend van toepassing indien werknemer tot pensioendatum onafgebroken in dienst van werkgever is geweest dan wel de pensioenopbouw onafgebroken tot pensioendatum heeft voortgezet overeenkomstig de mogelijkheden die deze overeenkomst daartoe biedt. Indien werknemer is overleden voor de pensioendatum geldt de omschreven omvang van het nabestaandenpensioen of wezenpensioen slechts indien werknemer tot het moment van overlijden in dienst van werkgever is geweest. De pensioenen worden tijdsevenredig opgebouwd.

 

Indien het overeengekomen aantal arbeidsuren per week lager is dan het bij werkgever voor een volledig dienstverband gebruikelijke aantal arbeidsuren, wordt het pensioen naar evenredigheid opgebouwd.

 

De in deze regeling voor het ouderdomspensioen opgenomen maxima moeten worden opgevat inclusief per dienstjaar 1/35 deel van de AOW-uitkering die voor het bepalen van de franchise in aanmerking is genomen. Voor het nabestaandenpensioen en wezenpensioen wordt rekening gehouden met respectievelijk 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van dit bedrag per dienstjaar.

a. Omvang van het ouderdomspensioen

Over de laatst vastgestelde basispensioengrondslag bouwt werknemer op basis van het eindloonstelsel een ouderdomspensioen op ter grootte van: het aantal dienstjaren dat op basis van de artikelen 4, 16 en 17 voor de pensioenopbouw in aanmerking kan worden genomen vermenigvuldigd met 2%. Over de in een jaar genoten variabele pensioengrondslag wordt op basis van het middelloonstelsel 2,25% ouderdomspensioen opgebouwd.

 

Het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen is gelijk aan het over de basispensioengrondslag opgebouwde ouderdomspensioen vermeerderd met het over de variabele pensioengrondslagen opgebouwde ouderdomspensioen.

 

Het ouderdomspensioen bedraagt maximaal 100% van het pensioengevend loon.

b. Omvang van het nabestaandenpensioen

Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Indien werknemer overlijdt voor de pensioendatum wordt voor het nabestaandenpensioen uitgegaan van het ouderdomspensioen dat opgebouwd had kunnen worden bij een ongewijzigde voortzetting van de dienstbetrekking tot pensioendatum en het pensioengevend loon dat werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken.

 

Het nabestaandenpensioen bedraagt maximaal 70% van het pensioengevend loon.

 

De rechten op nabestaandenpensioen worden verminderd met de op basis van artikel 11 aan de gewezen partner toekomende premievrije aanspraken op nabestaandenpensioen.

c. Omvang van het wezenpensioen

Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het ouderdomspensioen. Na het overlijden van beide ouders van het kind wordt het wezenpensioen verdubbeld.

 

Indien werknemer overlijdt voor pensioendatum wordt voor het wezenpensioen uitgegaan van het ouderdomspensioen dat opgebouwd had kunnen worden bij een ongewijzigde voortzetting van de dienstbetrekking tot de pensioendatum en het pensioengevend loon dat werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken.

 

Het wezenpensioen bedraagt maximaal 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

d. Omvang van het tijdelijk ouderdomspensioen

Het tijdelijk ouderdomspensioen bestaat uit het bij de opbouw van het ouderdomspensioen ingebouwde AOW-bedrag, verhoogd met een premiecompensatie. Deze premiecompensatie is gelijk aan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het ouderdomspensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. De premiecompensatie zal worden gebruteerd indien en voorzover het netto pensioeninkomen van werknemer vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd lager is dan na de 65-jarige leeftijd.

 

Het tijdelijk ouderdomspensioen wordt direct voorafgaand aan de pensioendatum opgebouwd. Over ieder op basis van artikel 4, artikel 16, of artikel 17 in aanmerking te nemen dienstjaar wordt een tijdsevenredig gedeelte van het tijdelijk ouderdomspensioen opgebouwd, met dien verstande dat het opbouwpercentage per dienstjaar ten hoogste 10% bedraagt.

e. Omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen

Het nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat uit het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de ANW, vermeerderd met de vakantie-uitkering, verhoogd met premiecompensatie. De premiecompensatie is gelijk aan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. De premiecompensatie zal worden gebruteerd indien en voorzover het netto pensioeninkomen van de partner vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd lager is dan na de 65-jarige leeftijd.

f. Omvang van het arbeidsongeschiktheidspensioen

Het arbeidsongeschiktheidspensioen per jaar bedraagt bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van:

 

-     80% of meer

: 100% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     65%-80%

: 72,5% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     55%-65%

: 60% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     45%-55%

: 50% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     35%-45%

: 40% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     25%-35%

: 30% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     15%-25%

: 20% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen.

 

De grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan het 12 maal het vaste maandloon dat van toepassing is op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt, verhoogd met 8% vakantie-uitkering.

 

De door werknemer uit hoofde van de WAZ en andere arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen te ontvangen uitkeringen worden in mindering gebracht op het arbeidsongeschiktheidspensioen.

 

Gedurende het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid worden de te ontvangen uitkeringen aangevuld tot 100% van het vaste maandloon op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt.

Artikel 6 Uitkering van de pensioenen

De pensioenen worden in gelijke maandelijkse termijnen bij achterafbetaling uitgekeerd.

Artikel 7 Indexering van de pensioenen

De pensioenen zullen na ingang zoveel mogelijk waarde- of welvaartsvast worden gehouden. Voor het indexeren van de pensioenen zal worden uitgegaan van een door het Centraal Bureau voor de Statistiek periodiek gepubliceerd indexcijfer. Uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen zal door werkgever worden beslist welk indexcijfer voor de uitkeringsperiode bepalend zal zijn voor het indexeren van de pensioenen.

 

Voorzover dit het gevolg is van de indexering mogen het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen meer bedragen dan respectievelijk 100%, 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

Artikel 8 Inbouw elders verzekerde pensioenen

De door werknemer tijdens de voor de pensioenopbouw in aanmerking te nemen dienstjaren elders (bijvoorbeeld in verplicht gestelde bedrijfs- of beroepspensioenregelingen) opgebouwde pensioenen worden in mindering gebracht op de uit hoofde van deze pensioenovereenkomst opgebouwde pensioenen.

Artikel 9 Beëindiging van de dienstbetrekking voor pensioendatum

a.   Indien de pensioenopbouw anders dan door overlijden vóór pensioendatum wordt stopgezet, verkrijgt werknemer een premievrije aanspraak op evenredig ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen als bepaald in artikel 8 van de PSW. Werknemer zal tenminste een tijdsevenredige aanspraak op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen ontvangen.

 

b.   De partner van werknemer ontvangt een premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen, waarvan de hoogte door de uitvoerder van de regeling naar redelijkheid zal worden bepaald.

Artikel 10 Waardeoverdracht

a.   Indien werknemer na het beëindigen van de dienstbetrekking een nieuwe dienstbetrekking aangaat bij een andere werkgever, heeft werknemer het recht om de waarde van de bij werkgever opgebouwde pensioenaanspraken over te laten dragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Werknemer zal hiertoe binnen twee maanden na deelname aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever een schriftelijk verzoek moeten doen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. De overgedragen waarde wordt bij de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever omgezet in aanspraken die meetellen in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. De wijze waarop de waardeoverdracht plaatsvindt alsmede het bepalen van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.


De partner moet schriftelijk met de waardeoverdracht instemmen.


Het na ontbinden van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding aan de gewezen partner toekomende nabestaandenpensioen, zoals omschreven in artikel 11 van deze pensioenovereenkomst, komt niet in aanmerking voor waardeoverdracht naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever.

 

b.   Indien werknemer in een dienstbetrekking bij een vorige werkgever premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, heeft werknemer het recht om de waarde van deze pensioenaanspraken te laten overdragen naar de (pensioenuitvoerder van de) huidige werkgever.


Waardeoverdracht naar eigen beheer is slechts mogelijk indien de pensioentoezegging van de vorige werkgever voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, derde lid, onderdeel c, van de PSW. De wijze waarop de waardeoverdracht plaats vindt alsmede het omzetten van de overgedragen waarde
in aanspraken die meetellen in de pensioenregeling geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.


Voorzover dit het gevolg is van waardeoverdracht van bij een vorige werkgever opgebouwde pensioenaanspraken, mogen het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen meer bedragen dan respectievelijk 100%, 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

Artikel 11 Bepalingen in geval van echtscheiding

a.   Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden wordt verbroken, worden aan de gewezen echtgenoot/geregistreerde partner premievrije aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen verleend in overeenstemming met artikel 8a van de PSW.

 

b.   Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden wordt verbroken nadat de dienstbetrekking tussen werkgever en werknemer is beëindigd, verkrijgt zijn gewezen echtgenoot/geregistreerde partner een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan het nabestaandenpensioen dat de voormalige werknemer heeft verkregen bij het beëindigen van zijn dienstbetrekking.

 

c.   Het hiervoor bepaalde vindt geen toepassing, indien de voormalige echtgenoten/geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen of zijn overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien daaraan een verklaring van werkgever dan wel pensioenuitvoerder is gehecht waaruit blijkt dat deze bereid is het uit de afwijking voortvloeiende pensioenrisico te dekken.

 

d.   Werkgever verstrekt aan de gewezen echtgenoot/geregistreerde partner een bewijs van diens aanspraak.

 

e.   Indien werknemer en zijn partner, met wie hij een gezamenlijke huishouding voerde, niet langer duurzaam samenleven zal overeenkomstig het voorgaande een aanspraak op bijzonder partnerpensioen worden vastgesteld.

 

f.    Indien als gevolg van de beëindiging van het huwelijk/geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden dan wel na scheiding van tafel en bed de (gewezen) echtgenoot/geregistreerde partner rechtstreeks tegenover werkgever aanspraak kan maken op uitbetaling van een gedeelte van het opgebouwde ouderdomspensioen dan wel tijdelijk ouderdomspensioen, dient deze geheel ten genoegen van werkgever de nodige gegevens te verstrekken ter bepaling van de omvang van zijn aanspraken. Werkgever zal daarbij handelen overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding.


Indien de toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding door partijen is uitgesloten, is werkgever op geen enkele wijze verplicht tot rechtstreekse uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen dan wel tijdelijk ouderdomspensioen aan de (gewezen) echtgenoot/geregistreerde partner.

Artikel 12 Geheel of gedeeltelijk vervroegen of uitstellen van pensioendatum

a.   Werknemer heeft het recht om de pensioendatum in overleg met werkgever geheel of gedeeltelijk te vervroegen binnen de daarvoor geldende fiscale grenzen. De opgebouwde pensioenaanspraken worden dan actuarieel herrekend met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Het vervroegen van de pensioendatum is mogelijk indien en voorzover de dienstbetrekking wordt beëindigd. Bij het vervroegen van de pensioendatum wordt de actuariële waarde van het tot dat moment opgebouwde ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen aangewend als koopsom voor een direct ingaand ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen. Het nabestaandenpensioen en wezenpensioen zullen worden aangepast aan het herrekende ouderdomspensioen. De partner moet schriftelijk instemmen met het aanpassen van het nabestaandenpensioen.

 

b.   Werknemer heeft het recht om pensioendatum in overleg met werkgever, eventueel gedeeltelijk, tot uiterlijk de 70-jarige leeftijd van werknemer uit te stellen. Bij het uitstellen van pensioendatum worden de fiscale grenzen in acht genomen.


Het uitstellen van pensioendatum is slechts mogelijk indien en voorzover werknemer in een dienstbetrekking werkzaam blijft. Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de dienstbetrekking tijdens de uitstelperiode, zullen het ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen direct ingaan voor het deel waarvoor de dienstbetrekking is beëindigd. Indien werknemer inmiddels in een andere dienstbetrekking werkzaam is, zal werkgever doorlopend toetsen of en in hoeverre werknemer nog in dienstbetrekking werkzaam is.


Het tijdelijk ouderdomspensioen zal in de uitstelperiode met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend. Nadat het fiscaal maximaal toelaatbare tijdelijk ouderdomspensioen is bereikt zal het meerdere worden omgezet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen mogen hierdoor echter niet uitgaan boven respectievelijk 100% en 70% van het pensioengevend loon.


Voor het gedeelte waarvoor de dienstbetrekking in de uitstelperiode in stand blijft, zal de opbouw van ouderdomspensioen worden voortgezet en zal het opgebouwde ouderdomspensioen met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend. Het herrekende ouderdomspensioen mag niet uitgaan boven 100% van het pensioengevend loon.


Op het moment dat het ouderdomspensioen de 100%-grens bereikt, zullen het ouderdomspensioen en het tijdelijk ouderdomspensioen direct ingaan.


Het nabestaandenpensioen en wezenpensioen zullen worden aangepast aan het herrekende ouderdomspensioen.

Artikel 13 Keuzemogelijkheden

Onverminderd hetgeen overigens in deze pensioenovereenkomst is bepaald, heeft werknemer de hierna volgende keuzemogelijkheden. Indien de rechten van een derde (bijvoorbeeld de partner) worden aangetast als gevolg van een door werknemer te maken keuze, bestaat de keuzemogelijkheid slechts indien de derde daarmee schriftelijk instemt.

a. Variabilisering van de pensioenuitkering

Werknemer heeft het recht om de hoogte van de uitkeringen van het ouderdomspensioen te laten variëren binnen de verhouding 100:75. De laagste uitkering mag niet lager zijn dan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variatie wordt uiterlijk op de pensioendatum vastgesteld.

 

Voorzover dit het gevolg is van het variabiliseren van de uitkeringen mag het ouderdomspensioen méér bedragen dan 100% van het laatste pensioengevend loon.

b. Ruil van pensioenaanspraken

Werknemer heeft uiterlijk tot pensioendatum het recht het nabestaandenpensioen geheel of gedeeltelijk, maar maximaal tot 50% van het pensioengevend loon, om te ruilen in een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen. Voorzover dit het gevolg is van de ruil van nabestaandenpensioen mag het ouderdomspensioen méér bedragen dan 100% van het laatste pensioengevend loon.

 

Werknemer heeft uiterlijk tot pensioendatum het recht om ouderdomspensioen te ruilen voor nabestaandenpensioen. Het nabestaandenpensioen kan na een dergelijke ruil niet méér bedragen dan 70% van het laatste pensioengevend loon.

 

De ruil vindt plaats op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Het verlies aan pensioen dat het gevolg is van de ruil van pensioenaanspraken kan niet worden gecompenseerd.

Artikel 14 Verzekeraar van de pensioenen

De pensioenen zullen door werkgever volledig in eigen beheer worden gehouden.

Met het ondertekenen van deze pensioenovereenkomst verklaart werknemer dat hij/zij direct of indirect houder is van tenminste 10% van het geplaatste kapitaal van ……………… BV (naam werkgever) en dat hij er mee instemt dat de pensioentoezegging niet wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de PSW.

 

Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de toegekende pensioenaanspraken geheel of gedeeltelijk zullen worden verzekerd bij een pensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij welke voldoet aan de daaraan op grond van de PSW en de Wet LB te stellen eisen.

Artikel 15 Afkoopverbod

De aan deze pensioenovereenkomst te ontlenen pensioenaanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PSW.

Artikel 16 Inkoop dienstjaren

a.   Werknemer heeft het recht om extra dienstjaren in te kopen voorzover deze volgens artikel 10a, eerste lid, van het UBLB kunnen worden aangemerkt als diensttijd welke bij werkgever is doorgebracht.

 

b.   Werknemer heeft het recht om de vóór 8 juli 1994 in Nederland bij andere werkgevers doorgebrachte dienstjaren in te kopen voorzover werknemer aannemelijk kan maken dat er als gevolg van het ontbreken van die dienstjaren, gerelateerd aan de pensioenregeling bij de huidige werkgever, sprake is van een pensioentekort.

 

De kosten van een inkoop van dienstjaren zijn volledig voor rekening van werknemer. Werkgever kan besluiten om de kosten van de inkoop geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen.

Artikel 17 Vrijwillige voortzetting na ontslag

Onverminderd artikel 4, onderdeel c, van deze pensioenovereenkomst heeft werknemer het recht om de pensioenopbouw in aansluiting op ontslag uit de dienstbetrekking gedurende 3 jaren op vrijwillige basis voort te zetten onder de daaraan door de Minister van Financiën op de voet van artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, laatste zinsnede, van het UBLB gestelde voorwaarden.

 

De kosten van de vrijwillige voortzetting zijn volledig voor rekening van werknemer. Werkgever kan besluiten om de kosten van de voortzetting geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen. Werknemer betaalt zijn bijdrage rechtstreeks aan werkgever.

Artikel 18 Kosten van de pensioenen

Afgezien van de kosten van inkoop van dienstjaren als bedoeld in artikel 16 en de kosten van vrijwillige voortzetting als bedoeld in artikel 17, zijn de kosten van de in deze pensioenovereenkomst toegezegde pensioenaanspraken voor …..% voor rekening van werkgever en voor …..% voor rekening van werknemer met dien verstande dat de werknemersbijdrage nooit hoger zal zijn dan de bijdrage van de werkgever.

 

Voorzover in deze pensioenovereenkomst niet anders is bepaald, zal de werknemersbijdrage in de kosten van de pensioenregeling worden ingehouden op het loon.

Artikel 19 Voorbehoud aanpassen pensioenaanspraken

Werkgever kan, ingeval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de PSW, de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. De pensioenaanspraken worden in dat geval aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.

 

Indien de resultaten van werkgever - uitsluitend ter beoordeling van werkgever - de toegezegde aanspraken voor de toekomst niet meer toelaten, kan werkgever de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. Werkgever beraadt zich dan met werknemer en/of andere gerechtigden omtrent de aanpassing van de toekomstige aanspraken aan de gewijzigde omstandigheden.

 

De aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen van werknemer kunnen zonder toestemming van diens partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. In dat geval dienen de huwelijkse voorwaarden of het echtscheidingsconvenant waaruit dit blijkt overlegd te worden.

 

De aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van werknemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW.

 

Indien de sociale, fiscale of pensioenregelgeving wordt gewijzigd of een wettelijk verplichte pensioenvoorziening wordt ingevoerd, kan werkgever deze pensioenovereenkomst aanpassen indien en voorzover die wijziging of die invoering de aanpassing noodzakelijk maakt. Onder een noodzakelijke aanpassing wordt ook begrepen een aanpassing met het oog op voortzetting van de fiscale faciliëring van de uit deze overeenkomst voortvloeiende pensioenrechten.

 

De hiervoor bedoelde aanpassingen hebben geen gevolgen voor de op dat moment reeds opgebouwde pensioenaanspraken. Bij verlaging van het loon worden reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet verlaagd.

Artikel 20 Slotbepalingen

Deze pensioenovereenkomst is gelijk aan de door of namens de Staatssecretaris van Financiën gepubliceerde modelpensioenovereenkomst met kenmerk “Modelpensioenovereenkomst Belastingdienst, digra, eigen beheer, eindloon, 60 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk 02-098”.

 

Werknemer zal werkgever tijdig op de hoogte brengen van alle omstandigheden die voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst van belang kunnen zijn.

 

Deze pensioenovereenkomst is van kracht met ingang van .. ……. 20.. (datum).

 

Aldus overeengekomen en in tweevoud getekend te …………………(plaats), op .. ……… 20.. (datum).

 

Werkgever,                                                                Werknemer,

………………. BV                                                      ………………. (naam)

namens deze,

 

…………………...                                                       …………………...

 

Bijlage 2 bij besluit CPP2003-1500M

Modelpensioenovereenkomst Belastingdienst

 

Digra, eigen beheer, middelloon, 60 jaar

 

Versie 5 december 2002

 

Kenmerk 02-099

 

Pensioenovereenkomst voor digra met pensioen in eigen beheer

 

De ondergetekenden:

 

1.   …………… (naam) BV, fiscaal nummer ………………………, gevestigd te …………………. (vestigingsplaats), hierna te noemen “werkgever”, hierbij vertegenwoordigd door haar bestuurder, de heer/mevrouw …………….(naam);

 

en

 

2.   de heer/mevrouw …………………..(naam), SoFinummer ………………., geboren in ……………. (geboorteplaats), op .. …………… 19..(geboortedatum), wonende te ………………….(woonplaats), hierna te noemen “werknemer”,

 

verklaren dat zij, in aanvulling op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, onder de hierna genoemde voorwaarden een pensioenovereenkomst hebben gesloten.

Artikel 1 Definities

a.   Pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin werknemer de 60-jarige leeftijd bereikt (1 …………… ….) (datum).

b.   Partner:

-     de persoon waarmee werknemer is gehuwd (echtgenoot);

-     de persoon waarmee werknemer een geregistreerd partnerschap als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten (geregistreerde partner);

-     de ongehuwde persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste graad, met wie werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.

c.   Kind: het eigen kind of pleegkind van werknemer dat de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt.

d.   WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

e.   Franchise: 100/70 van de uitkeringen voor een ongehuwde persoon als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering.

f.    AOW: Algemene ouderdomswet.

g.   ANW: Algemene nabestaandenwet.

h.   PSW: Pensioen- en spaarfondsenwet.

i.    Wet LB: Wet op de loonbelasting 1964.

j.    UBLB: Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.

Artikel 2 Pensioenaanspraken

a. Ouderdomspensioen

Werknemer heeft aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen dat ingaat op pensioendatum.

b. Nabestaandenpensioen

Werknemer heeft ten behoeve van zijn partner aanspraak op een nabestaandenpensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer. Er bestaat slechts aanspraak op nabestaandenpensioen indien er tijdens de dienstbetrekking met werkgever daadwerkelijk een persoon is die voldoet aan de in artikel 1, onderdeel b, opgenomen omschrijving van een partner.

 

Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot de datum van overlijden van de partner.

c. Wezenpensioen

Werknemer heeft ten behoeve van ieder van zijn kinderen aanspraak op een wezenpensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer. Er bestaat slechts aanspraak op wezenpensioen voor tijdens de dienstbetrekking met werkgever daadwerkelijk aanwezige kinderen die voldoen aan de in artikel 1, onderdeel c, opgenomen omschrijving van een kind.

 

Het wezenpensioen eindigt op de 30ste verjaardag van het kind of bij eerder overlijden van het kind.

d. Tijdelijk ouderdomspensioen (overbruggingspensioen)

Werknemer heeft aanspraak op een tijdelijk ouderdomspensioen dat ingaat op pensioendatum en dat eindigt in de maand voorafgaand aan de maand waarin werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt of bij eerder overlijden van werknemer.

e. Nabestaandenoverbruggingspensioen

Werknemer heeft ten behoeve van zijn partner aanspraak op een nabestaandenoverbruggingspensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer en dat eindigt in de maand voorafgaand aan de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt of bij eerder overlijden van de partner.

f. Voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid

Over een periode van arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw voortgezet, mits werknemer in die periode een inkomensvervangende, loongerelateerde uitkering ontvangt. Voor de mate van arbeidsongeschiktheid wordt aangesloten bij het voor de WAZ vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. Bij de voortgezette pensioenopbouw wordt uitgegaan van het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage en het maandloon dat van toepassing is op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt. Bij wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de omvang van de voortgezette pensioenopbouw naar rato aangepast.

 

De voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd op de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar uiterlijk op de in artikel 1, onderdeel a, vastgestelde pensioendatum.

g. Arbeidsongeschiktheidspensioen

Indien werknemer langer dan een jaar arbeidsongeschikt is en in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de WAZ, heeft werknemer aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspensioen. Bij wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de omvang van het arbeidsongeschiktheidspensioen naar rato aangepast.

 

Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar uiterlijk tot de in artikel 1, onderdeel a, vastgestelde pensioendatum.

Artikel 3 Pensioengrondslag

Voor de opbouw van de pensioenaanspraken wordt uitgegaan van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag wordt vastgesteld op de ingangsdatum van deze overeenkomst en daarna per 1 januari van elk kalenderjaar. Bij het vaststellen van de pensioengrondslag wordt geen rekening gehouden met loonbestanddelen in natura.

 

De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon van werknemer verminderd met de franchise. Onder pensioengevend loon wordt verstaan het door werknemer uit hoofde van de dienstbetrekking genoten loon in geld.

 

Bij verlaging van het pensioengevend loon in de periode van 10 jaar direct voorafgaand aan de in de pensioenregeling vastgestelde pensioendatum als gevolg van het vervullen van een lager gekwalificeerde functie, of in geval van het vervullen van een deeltijdfunctie van niet minder dan 50% van een voltijdfunctie, wordt de opbouw van het pensioen voortgezet over het eerder genoten hogere pensioengevend loon.

Artikel 4 Dienstjaren

Als perioden die meetellen als dienstjaren dan wel als diensttijd worden in aanmerking genomen:

a.   de periode gedurende welke de dienstbetrekking heeft geduurd, daaronder begrepen perioden van - al dan niet in deeltijd -:

1.   ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 644 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

2.   sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van werkgever gedurende ten hoogste twaalf maanden;

3.   studieverlof voor cursussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor het op peil houden van de vakkennis en voor cursussen, opleidingen of studie die door werkgever worden gefinancierd;

4.   verlof als bedoeld in artikel 7:1 en volgende van de Wet arbeid en zorg gedurende ten hoogste achttien maanden;

met dien verstande dat bij dienstbetrekkingen in deeltijd de aldus in aanmerking te nemen periode wordt verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.

b.   perioden gedurende welke werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot een met werkgever verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat niet in Nederland is gevestigd, voorzover hij/zij bij dat verbonden lichaam niet heeft deelgenomen aan een pensioenregeling;

c.   perioden gedurende welke, in aansluiting op de in de onderdelen a en b bedoelde perioden, na onvrijwillig ontslag inkomensvervangende, loongerelateerde uitkeringen worden ontvangen;

d.   dienstjaren ten gevolge van waardeoverdracht van pensioenkapitaal, als bedoeld in de artikelen 32, vierde lid, 32a of 32b van de PSW, naar de huidige werkgever of de pensioenuitvoerder van de huidige werkgever;

e.   perioden waarin werknemer een tot zijn huishouden behorend kind heeft verzorgd dat de leeftijd van twaalf jaar niet heeft bereikt, met dien verstande dat de perioden waarin de kinderen die werknemer heeft verzorgd de leeftijd van zes jaar hebben bereikt, meetellen voor de helft. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt de aldus in aanmerking te nemen periode verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.

Artikel 5 Omvang van de pensioenen

De hierna omschreven omvang van de pensioenen is uitsluitend van toepassing indien werknemer tot pensioendatum onafgebroken in dienst van werkgever is geweest dan wel de pensioenopbouw onafgebroken tot pensioendatum heeft voortgezet overeenkomstig de mogelijkheden die deze overeenkomst daartoe biedt. Indien werknemer is overleden voor de pensioendatum geldt de omschreven omvang van het nabestaandenpensioen of wezenpensioen slechts indien werknemer tot het moment van overlijden in dienst van werkgever is geweest. De pensioenen worden tijdsevenredig opgebouwd.

 

Indien het overeengekomen aantal arbeidsuren per week lager is dan het bij werkgever voor een volledig dienstverband gebruikelijke aantal arbeidsuren, wordt het pensioen naar evenredigheid opgebouwd.

 

De in deze regeling voor het ouderdomspensioen opgenomen maxima moeten worden opgevat inclusief per dienstjaar 1/35 deel van de AOW-uitkering die voor het bepalen van de franchise in aanmerking is genomen. Voor het nabestaandenpensioen en wezenpensioen wordt rekening gehouden met respectievelijk 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van dit bedrag per dienstjaar.

a. Omvang van het ouderdomspensioen

Werknemer bouwt op basis van het middelloonstelsel elk jaar een ouderdomspensioen op van 2,25% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag. Het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen is gelijk aan de som van het in de opbouwjaren over de pensioengrondslagen opgebouwde ouderdomspensioen.

 

Het ouderdomspensioen bedraagt maximaal 100% van het pensioengevend loon.

b. Omvang van het nabestaandenpensioen

Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Indien werknemer overlijdt voor de pensioendatum wordt voor het nabestaandenpensioen uitgegaan van het ouderdomspensioen dat opgebouwd had kunnen worden bij een ongewijzigde voortzetting van de dienstbetrekking tot pensioendatum en het pensioengevend loon dat werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken.

 

Het nabestaandenpensioen bedraagt maximaal 70% van het pensioengevend loon.

 

De rechten op nabestaandenpensioen worden verminderd met de op basis van artikel 11 aan de gewezen partner toekomende premievrije aanspraken op nabestaandenpensioen.

c. Omvang van het wezenpensioen

Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het ouderdomspensioen. Na het overlijden van beide ouders van het kind wordt het wezenpensioen verdubbeld.

 

Indien werknemer overlijdt voor pensioendatum wordt voor het wezenpensioen uitgegaan van het ouderdomspensioen dat opgebouwd had kunnen worden bij een ongewijzigde voortzetting van de dienstbetrekking tot de pensioendatum en het pensioengevend loon dat werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken.

 

Het wezenpensioen bedraagt maximaal 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

d. Omvang van het tijdelijk ouderdomspensioen

Het tijdelijk ouderdomspensioen bestaat uit het bij de opbouw van het ouderdomspensioen ingebouwde AOW-bedrag, verhoogd met een premiecompensatie. Deze premiecompensatie is gelijk aan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het ouderdomspensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. De premiecompensatie zal worden gebruteerd indien en voorzover het netto pensioeninkomen van werknemer vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd lager is dan na de 65-jarige leeftijd.

 

Het tijdelijk ouderdomspensioen wordt direct voorafgaand aan de pensioendatum opgebouwd. Over ieder op basis van artikel 4, artikel 16, of artikel 17 in aanmerking te nemen dienstjaar wordt een tijdsevenredig gedeelte van het tijdelijk ouderdomspensioen opgebouwd, met dien verstande dat het opbouwpercentage per dienstjaar ten hoogste 10% bedraagt.

e. Omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen

Het nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat uit het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de ANW, vermeerderd met de vakantie-uitkering, verhoogd met premiecompensatie. De premiecompensatie is gelijk aan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. De premiecompensatie zal worden gebruteerd indien en voorzover het netto pensioeninkomen van de partner vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd lager is dan na de 65-jarige leeftijd.

 

f. Omvang van het arbeidsongeschiktheidspensioen

Het arbeidsongeschiktheidspensioen per jaar bedraagt bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van:

 

-     80% of meer

: 100% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     65%-80%

: 72,5% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     55%-65%

: 60% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     45%-55%

: 50% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     35%-45%

: 40% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     25%-35%

: 30% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     15%-25%

: 20% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen.

 

De grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan het 12 maal het vaste maandloon dat van toepassing is op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt, verhoogd met 8% vakantie-uitkering.

 

De door werknemer uit hoofde van de WAZ en andere arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen te ontvangen uitkeringen worden in mindering gebracht op het arbeidsongeschiktheidspensioen.

 

Gedurende het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid worden de te ontvangen uitkeringen aangevuld tot 100% van het vaste maandloon op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt.

Artikel 6 Uitkering van de pensioenen

De pensioenen worden in gelijke maandelijkse termijnen bij achterafbetaling uitgekeerd.

Artikel 7 Indexering van de pensioenen

De pensioenen zullen na ingang zoveel mogelijk waarde- of welvaartsvast worden gehouden. Voor het indexeren van de pensioenen zal worden uitgegaan van een door het Centraal Bureau voor de Statistiek periodiek gepubliceerd indexcijfer. Uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen zal door werkgever worden beslist welk indexcijfer voor de uitkeringsperiode bepalend zal zijn voor het indexeren van de pensioenen.

 

Voorzover dit het gevolg is van de indexering mogen het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen meer bedragen dan respectievelijk 100%, 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

Artikel 8 Inbouw elders verzekerde pensioenen

De door werknemer tijdens de voor de pensioenopbouw in aanmerking te nemen dienstjaren elders (bijvoorbeeld in verplicht gestelde bedrijfs- of beroepspensioenregelingen) opgebouwde pensioenen worden in mindering gebracht op de uit hoofde van deze pensioenovereenkomst opgebouwde pensioenen.

Artikel 9 Beëindiging van de dienstbetrekking voor pensioendatum

a.   Indien de pensioenopbouw anders dan door overlijden vóór pensioendatum wordt stopgezet, verkrijgt werknemer een premievrije aanspraak op evenredig ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen als bepaald in artikel 8 van de PSW. Werknemer zal tenminste een tijdsevenredige aanspraak op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen ontvangen.

 

b.   De partner van werknemer ontvangt een premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen, waarvan de hoogte door de uitvoerder van de regeling naar redelijkheid zal worden bepaald.

Artikel 10 Waardeoverdracht

a.   Indien werknemer na het beëindigen van de dienstbetrekking een nieuwe dienstbetrekking aangaat bij een andere werkgever, heeft werknemer het recht om de waarde van de bij werkgever opgebouwde pensioenaanspraken over te laten dragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Werknemer zal hiertoe binnen twee maanden na deelname aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever een schriftelijk verzoek moeten doen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. De overgedragen waarde wordt bij de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever omgezet in aanspraken die meetellen in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. De wijze waarop de waardeoverdracht plaatsvindt alsmede het bepalen van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.


De partner moet schriftelijk met de waardeoverdracht instemmen.


Het na ontbinden van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding aan de gewezen partner toekomende nabestaandenpensioen, zoals omschreven in artikel 11 van deze pensioenovereenkomst, komt niet in aanmerking voor waardeoverdracht naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever.

 

b.   Indien werknemer in een dienstbetrekking bij een vorige werkgever premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, heeft werknemer het recht om de waarde van deze pensioenaanspraken te laten overdragen naar de (pensioenuitvoerder van de) huidige werkgever.


Waardeoverdracht naar eigen beheer is slechts mogelijk indien de pensioentoezegging van de vorige werkgever voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, derde lid, onderdeel c, van de PSW. De wijze waarop de waardeoverdracht plaats vindt alsmede het omzetten van de overgedragen waarde
in aanspraken die meetellen in de pensioenregeling geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.


Voorzover dit het gevolg is van waardeoverdracht van bij een vorige werkgever opgebouwde pensioenaanspraken, mogen het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen meer bedragen dan respectievelijk 100%, 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

Artikel 11 Bepalingen in geval van echtscheiding

a.   Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden wordt verbroken, worden aan de gewezen echtgenoot/geregistreerde partner premievrije aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen verleend in overeenstemming met artikel 8a van de PSW.

 

b.   Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden wordt verbroken nadat de dienstbetrekking tussen werkgever en werknemer is beëindigd, verkrijgt zijn gewezen echtgenoot/geregistreerde partner een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan het nabestaandenpensioen dat de voormalige werknemer heeft verkregen bij het beëindigen van zijn dienstbetrekking.

 

c.   Het hiervoor bepaalde vindt geen toepassing, indien de voormalige echtgenoten/geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen of zijn overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien daaraan een verklaring van werkgever dan wel pensioenuitvoerder is gehecht waaruit blijkt dat deze bereid is het uit de afwijking voortvloeiende pensioenrisico te dekken.

 

d.   Werkgever verstrekt aan de gewezen echtgenoot/geregistreerde partner een bewijs van diens aanspraak.

 

e.   Indien werknemer en zijn partner, met wie hij een gezamenlijke huishouding voerde, niet langer duurzaam samenleven zal overeenkomstig het voorgaande een aanspraak op bijzonder partnerpensioen worden vastgesteld.

 

f.    Indien als gevolg van de beëindiging van het huwelijk/geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden dan wel na scheiding van tafel en bed de (gewezen) echtgenoot/ geregistreerde partner rechtstreeks tegenover werkgever aanspraak kan maken op uitbetaling van een gedeelte van het opgebouwde ouderdomspensioen dan wel tijdelijk ouderdomspensioen, dient deze geheel ten genoegen van werkgever de nodige gegevens te verstrekken ter bepaling van de omvang van zijn aanspraken. Werkgever zal daarbij handelen overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding.


Indien de toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding door partijen is uitgesloten, is werkgever op geen enkele wijze verplicht tot rechtstreekse uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen dan wel tijdelijk ouderdomspensioen aan de (gewezen) echtgenoot/geregistreerde partner.

Artikel 12 Geheel of gedeeltelijk vervroegen of uitstellen van pensioendatum

a.   Werknemer heeft het recht om de pensioendatum in overleg met werkgever geheel of gedeeltelijk te vervroegen binnen de daarvoor geldende fiscale grenzen. De opgebouwde pensioenaanspraken worden dan actuarieel herrekend met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Het vervroegen van de pensioendatum is mogelijk indien en voorzover de dienstbetrekking wordt beëindigd. Bij het vervroegen van de pensioendatum wordt de actuariële waarde van het tot dat moment opgebouwde ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen aangewend als koopsom voor een direct ingaand ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen. Het nabestaandenpensioen en wezenpensioen zullen worden aangepast aan het herrekende ouderdomspensioen. De partner moet schriftelijk instemmen met het aanpassen van het nabestaandenpensioen.

 

b.   Werknemer heeft het recht om pensioendatum in overleg met werkgever, eventueel gedeeltelijk, tot uiterlijk de 70-jarige leeftijd van werknemer uit te stellen. Bij het uitstellen van pensioendatum worden de fiscale grenzen in acht genomen.


Het uitstellen van pensioendatum is slechts mogelijk indien en voorzover werknemer in een dienstbetrekking werkzaam blijft. Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de dienstbetrekking tijdens de uitstelperiode, zullen het ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen direct ingaan voor het deel waarvoor de dienstbetrekking is beëindigd. Indien werknemer inmiddels in een andere dienstbetrekking werkzaam is, zal werkgever doorlopend toetsen of en in hoeverre werknemer nog in dienstbetrekking werkzaam is.


Het tijdelijk ouderdomspensioen zal in de uitstelperiode met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend. Nadat het fiscaal maximaal toelaatbare tijdelijk ouderdomspensioen is bereikt zal het meerdere worden omgezet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen mogen hierdoor echter niet uitgaan boven respectievelijk 100% en 70% van het pensioengevend loon.


Voor het gedeelte waarvoor de dienstbetrekking in de uitstelperiode in stand blijft, zal de opbouw van ouderdomspensioen worden voortgezet en zal het opgebouwde ouderdomspensioen met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend. Het herrekende ouderdomspensioen mag niet uitgaan boven 100% van het pensioengevend loon.


Op het moment dat het ouderdomspensioen de 100%-grens bereikt, zullen het ouderdomspensioen en het tijdelijk ouderdomspensioen direct ingaan.


Het nabestaandenpensioen en wezenpensioen zullen worden aangepast aan het herrekende ouderdomspensioen.

Artikel 13 Keuzemogelijkheden

Onverminderd hetgeen overigens in deze pensioenovereenkomst is bepaald, heeft werknemer de hierna volgende keuzemogelijkheden. Indien de rechten van een derde (bijvoorbeeld de partner) worden aangetast als gevolg van een door werknemer te maken keuze, bestaat de keuzemogelijkheid slechts indien de derde daarmee schriftelijk instemt.

a. Variabilisering van de pensioenuitkering

Werknemer heeft het recht om de hoogte van de uitkeringen van het ouderdomspensioen te laten variëren binnen de verhouding 100:75. De laagste uitkering mag niet lager zijn dan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variatie wordt uiterlijk op de pensioendatum vastgesteld.

 

Voorzover dit het gevolg is van het variabiliseren van de uitkeringen mag het ouderdomspensioen méér bedragen dan 100% van het laatste pensioengevend loon.

b. Ruil van pensioenaanspraken

Werknemer heeft uiterlijk tot pensioendatum het recht het nabestaandenpensioen geheel of gedeeltelijk, maar maximaal tot 50% van het pensioengevend loon, om te ruilen in een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen. Voorzover dit het gevolg is van de ruil van nabestaandenpensioen mag het ouderdomspensioen méér bedragen dan 100% van het laatste pensioengevend loon.

 

Werknemer heeft uiterlijk tot pensioendatum het recht om ouderdomspensioen te ruilen voor nabestaandenpensioen. Het nabestaandenpensioen kan na een dergelijke ruil niet méér bedragen dan 70% van het laatste pensioengevend loon.

 

De ruil vindt plaats op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Het verlies aan pensioen dat het gevolg is van de ruil van pensioenaanspraken kan niet worden gecompenseerd.

Artikel 14 Verzekeraar van de pensioenen

De pensioenen zullen door werkgever volledig in eigen beheer worden gehouden.

Met het ondertekenen van deze pensioenovereenkomst verklaart werknemer dat hij/zij direct of indirect houder is van tenminste 10% van het geplaatste kapitaal van ……………… BV (naam werkgever) en dat hij er mee instemt dat de pensioentoezegging niet wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de PSW.

 

Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de toegekende pensioenaanspraken geheel of gedeeltelijk zullen worden verzekerd bij een pensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij welke voldoet aan de daaraan op grond van de PSW en de Wet LB te stellen eisen.

Artikel 15 Afkoopverbod

De aan deze pensioenovereenkomst te ontlenen pensioenaanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PSW.

Artikel 16 Inkoop dienstjaren

a.   Werknemer heeft het recht om extra dienstjaren in te kopen voorzover deze volgens artikel 10a, eerste lid, van het UBLB kunnen worden aangemerkt als diensttijd welke bij werkgever is doorgebracht.

 

b.   Werknemer heeft het recht om de vóór 8 juli 1994 in Nederland bij andere werkgevers doorgebrachte dienstjaren in te kopen voorzover werknemer aannemelijk kan maken dat er als gevolg van het ontbreken van die dienstjaren, gerelateerd aan de pensioenregeling bij de huidige werkgever, sprake is van een pensioentekort.

 

De kosten van een inkoop van dienstjaren zijn volledig voor rekening van werknemer. Werkgever kan besluiten om de kosten van de inkoop geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen.

Artikel 17 Vrijwillige voortzetting na ontslag

Onverminderd artikel 4, onderdeel c, van deze pensioenovereenkomst heeft werknemer het recht om de pensioenopbouw in aansluiting op ontslag uit de dienstbetrekking gedurende 3 jaren op vrijwillige basis voort te zetten onder de daaraan door de Minister van Financiën op de voet van artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, laatste zinsnede, van het UBLB gestelde voorwaarden.

 

De kosten van de vrijwillige voortzetting zijn volledig voor rekening van werknemer. Werkgever kan besluiten om de kosten van de voortzetting geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen. Werknemer betaalt zijn bijdrage rechtstreeks aan werkgever.

Artikel 18 Kosten van de pensioenen

Afgezien van de kosten van inkoop van dienstjaren als bedoeld in artikel 16 en de kosten van vrijwillige voortzetting als bedoeld in artikel 17, zijn de kosten van de in deze pensioenovereenkomst toegezegde pensioenaanspraken voor …..% voor rekening van werkgever en voor …..% voor rekening van werknemer met dien verstande dat de werknemersbijdrage nooit hoger zal zijn dan de bijdrage van de werkgever.

 

Voorzover in deze pensioenovereenkomst niet anders is bepaald, zal de werknemersbijdrage in de kosten van de pensioenregeling worden ingehouden op het loon.

Artikel 19 Voorbehoud aanpassen pensioenaanspraken

Werkgever kan, ingeval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de PSW, de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. De pensioenaanspraken worden in dat geval aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.

 

Indien de resultaten van werkgever - uitsluitend ter beoordeling van werkgever - de toegezegde aanspraken voor de toekomst niet meer toelaten, kan werkgever de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. Werkgever beraadt zich dan met werknemer en/of andere gerechtigden omtrent de aanpassing van de toekomstige aanspraken aan de gewijzigde omstandigheden.

 

De aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen van werknemer kunnen zonder toestemming van diens partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. In dat geval dienen de huwelijkse voorwaarden of het echtscheidingsconvenant waaruit dit blijkt overlegd te worden.

 

De aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van werknemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW.

 

Indien de sociale, fiscale of pensioenregelgeving wordt gewijzigd of een wettelijk verplichte pensioenvoorziening wordt ingevoerd, kan werkgever deze pensioenovereenkomst aanpassen indien en voorzover die wijziging of die invoering de aanpassing noodzakelijk maakt. Onder een noodzakelijke aanpassing wordt ook begrepen een aanpassing met het oog op voortzetting van de fiscale faciliëring van de uit deze overeenkomst voortvloeiende pensioenrechten.

 

De hiervoor bedoelde aanpassingen hebben geen gevolgen voor de op dat moment reeds opgebouwde pensioenaanspraken. Bij verlaging van het loon worden reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet verlaagd.

Artikel 20 Slotbepalingen

Deze pensioenovereenkomst is gelijk aan de door of namens de Staatssecretaris van Financiën gepubliceerde modelpensioenovereenkomst met kenmerk “Modelpensioenovereenkomst Belastingdienst, digra, eigen beheer, middelloon, 60 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk 02-099”.

 

Werknemer zal werkgever tijdig op de hoogte brengen van alle omstandigheden die voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst van belang kunnen zijn.

 

Deze pensioenovereenkomst is van kracht met ingang van .. ……. 20.. (datum).

 

Aldus overeengekomen en in tweevoud getekend te …………………(plaats), op .. ……… 20.. (datum).

 

Werkgever,                                                                Werknemer,

………………. BV                                                      ………………. (naam)

namens deze,

 

…………………...                                                       …………………...

 

Bijlage 3 bij besluit CPP2003-1500M

Modelpensioenovereenkomst belastingdienst

 

Digra, eigen beheer, eindloon, 65 jaar

 

Versie 5 december 2002

 

Kenmerk 02-101

 

Pensioenovereenkomst voor Digra met pensioen in eigen beheer

 

De ondergetekenden:

 

1.   …………… (naam) BV, fiscaal nummer ………………………, gevestigd te …………………. (vestigingsplaats), hierna te noemen “werkgever”, hierbij vertegenwoordigd door haar bestuurder, de heer/mevrouw …………….(naam);

 

en

 

2.   de heer/mevrouw …………………..(naam), SoFinummer ………………., geboren in ……………. (geboorteplaats), op .. …………… 19..(geboortedatum), wonende te ………………….(woonplaats), hierna te noemen “werknemer”,

 

verklaren dat zij, in aanvulling op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, onder de hierna genoemde voorwaarden een pensioenovereenkomst hebben gesloten.

Artikel 1 Definities

a.   Pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt (1 …………… ….) (datum).

b.   Partner:

-     de persoon waarmee werknemer is gehuwd (echtgenoot);

-     de persoon waarmee werknemer een geregistreerd partnerschap als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten (geregistreerde partner);

-     de ongehuwde persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste graad, met wie werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.

c.   Kind: het eigen kind of pleegkind van werknemer dat de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt.

d.   WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

e.   Franchise: 100/70 van de uitkeringen voor een ongehuwde persoon als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering.

f.    AOW: Algemene ouderdomswet.

g.   ANW: Algemene nabestaandenwet.

h.   PSW: Pensioen- en spaarfondsenwet.

i.    Wet LB: Wet op de loonbelasting 1964.

j.    UBLB: Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.

Artikel 2 Pensioenaanspraken

a. Ouderdomspensioen

Werknemer heeft aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen dat ingaat op pensioendatum.

b. Nabestaandenpensioen

Werknemer heeft ten behoeve van zijn partner aanspraak op een nabestaandenpensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer. Er bestaat slechts aanspraak op nabestaandenpensioen indien er tijdens de dienstbetrekking met werkgever daadwerkelijk een persoon is die voldoet aan de in artikel 1, onderdeel b, opgenomen omschrijving van een partner.

 

Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot de datum van overlijden van de partner.

c. Wezenpensioen

Werknemer heeft ten behoeve van ieder van zijn kinderen aanspraak op een wezenpensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer. Er bestaat slechts aanspraak op wezenpensioen voor tijdens de dienstbetrekking met werkgever daadwerkelijk aanwezige kinderen die voldoen aan de in artikel 1, onderdeel c, opgenomen omschrijving van een kind.

 

Het wezenpensioen eindigt op de 30ste verjaardag van het kind of bij eerder overlijden van het kind.

d. Nabestaandenoverbruggingspensioen

Werknemer heeft ten behoeve van zijn partner aanspraak op een nabestaandenoverbruggingspensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer en dat eindigt in de maand voorafgaand aan de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt of bij eerder overlijden van de partner.

e. Voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid

Over een periode van arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw voortgezet, mits werknemer in die periode een inkomensvervangende, loongerelateerde uitkering ontvangt. Voor de mate van arbeidsongeschiktheid wordt aangesloten bij het voor de WAZ vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. Bij de voortgezette pensioenopbouw wordt uitgegaan van het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage en het maandloon dat van toepassing is op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt. Bij wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de omvang van de voortgezette pensioenopbouw naar rato aangepast.

 

De voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd op de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar uiterlijk op de in artikel 1, onderdeel a, vastgestelde pensioendatum.

f. Arbeidsongeschiktheidspensioen

Indien werknemer langer dan een jaar arbeidsongeschikt is en in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de WAZ, heeft werknemer aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspensioen. Bij wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de omvang van het arbeidsongeschiktheidspensioen naar rato aangepast.

 

Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar uiterlijk tot de in artikel 1, onderdeel a, vastgestelde pensioendatum.

Artikel 3 Pensioengrondslag

Voor de opbouw van de pensioenaanspraken wordt uitgegaan van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag wordt vastgesteld op de ingangsdatum van deze overeenkomst en daarna per 1 januari van elk kalenderjaar. Bij het vaststellen van de pensioengrondslag wordt geen rekening gehouden met loonbestanddelen in natura.

 

De pensioengrondslag is samengesteld uit de basispensioengrondslag en de variabele pensioengrondslag.

a. Basispensioengrondslag

De basispensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon van werknemer verminderd met de franchise. Onder pensioengevend loon wordt verstaan 12 maal het vaste maandloon zoals van toepassing op het moment dat de pensioengrondslag wordt vastgesteld, vermeerderd met vakantietoeslag en het schriftelijk met werkgever overeengekomen gegarandeerde tantième.

 

Loonstijgingen gedurende de vijf jaren voorafgaande aan pensioendatum worden bij het vaststellen van de basispensioengrondslag in aanmerking genomen tot ten hoogste 2 percent boven de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek met dien verstande dat in elk geval in aanmerking komen loonstijgingen als gevolg van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken.

 

Bij verlaging van het pensioengevend loon in de periode van 10 jaar direct voorafgaand aan de in de pensioenregeling vastgestelde pensioendatum als gevolg van het vervullen van een lager gekwalificeerde functie, of in geval van het vervullen van een deeltijdfunctie van niet minder dan 50% van een voltijdfunctie, wordt de opbouw van het pensioen voortgezet over het eerder genoten hogere pensioengevend loon.

 

Verlagingen van het pensioengevend loon hebben geen gevolgen voor de reeds opgebouwde pensioenrechten.

b. Variabele pensioengrondslag

De variabele pensioengrondslag bestaat uit de variabele loonbestanddelen die niet tot de basispensioengrondslag worden gerekend, zoals bijvoorbeeld een variabel tantième, provisie en toeslagen. Indien de basispensioengrondslag negatief is, wordt het niet verrekende gedeelte van de franchise in mindering gebracht op de variabele pensioengrondslag.

Artikel 4 Dienstjaren

Als perioden die meetellen als dienstjaren dan wel als diensttijd worden in aanmerking genomen:

a.   de periode gedurende welke de dienstbetrekking heeft geduurd, daaronder begrepen perioden van - al dan niet in deeltijd -:

1.   ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 644 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

2.   sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van werkgever gedurende ten hoogste twaalf maanden;

3.   studieverlof voor cursussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor het op peil houden van de vakkennis en voor cursussen, opleidingen of studie die door werkgever worden gefinancierd;

4.   verlof als bedoeld in artikel 7:1 en volgende van de Wet arbeid en zorg gedurende ten hoogste achttien maanden;

met dien verstande dat bij dienstbetrekkingen in deeltijd de aldus in aanmerking te nemen periode wordt verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.

b.   perioden gedurende welke werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot een met werkgever verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat niet in Nederland is gevestigd, voorzover hij/zij bij dat verbonden lichaam niet heeft deelgenomen aan een pensioenregeling;

c.   perioden gedurende welke, in aansluiting op de in de onderdelen a en b bedoelde perioden, na onvrijwillig ontslag inkomensvervangende, loongerelateerde uitkeringen worden ontvangen;

d.   dienstjaren ten gevolge van waardeoverdracht van pensioenkapitaal, als bedoeld in de artikelen 32, vierde lid, 32a of 32b van de PSW, naar de huidige werkgever of de pensioenuitvoerder van de huidige werkgever;

e.   perioden waarin werknemer een tot zijn huishouden behorend kind heeft verzorgd dat de leeftijd van twaalf jaar niet heeft bereikt, met dien verstande dat de perioden waarin de kinderen die werknemer heeft verzorgd de leeftijd van zes jaar hebben bereikt, meetellen voor de helft. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt de aldus in aanmerking te nemen periode verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.

Artikel 5 Omvang van de pensioenen

De hierna omschreven omvang van de pensioenen is uitsluitend van toepassing indien werknemer tot pensioendatum onafgebroken in dienst van werkgever is geweest dan wel de pensioenopbouw onafgebroken tot pensioendatum heeft voortgezet overeenkomstig de mogelijkheden die deze overeenkomst daartoe biedt. Indien werknemer is overleden voor de pensioendatum geldt de omschreven omvang van het nabestaandenpensioen of wezenpensioen slechts indien werknemer tot het moment van overlijden in dienst van werkgever is geweest. De pensioenen worden tijdsevenredig opgebouwd.

 

Indien het overeengekomen aantal arbeidsuren per week lager is dan het bij werkgever voor een volledig dienstverband gebruikelijke aantal arbeidsuren, wordt het pensioen naar evenredigheid opgebouwd.

 

De in deze regeling voor het ouderdomspensioen opgenomen maxima moeten worden opgevat inclusief per dienstjaar 1/35 deel van de AOW-uitkering die voor het bepalen van de franchise in aanmerking is genomen. Voor het nabestaandenpensioen en wezenpensioen wordt rekening gehouden met respectievelijk 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van dit bedrag per dienstjaar.

a. Omvang van het ouderdomspensioen

Over de laatst vastgestelde basispensioengrondslag bouwt werknemer op basis van het eindloonstelsel een ouderdomspensioen op ter grootte van: het aantal dienstjaren dat op basis van de artikelen 4, 16 en 17 voor de pensioenopbouw in aanmerking kan worden genomen vermenigvuldigd met 2%. Over de in een jaar genoten variabele pensioengrondslag wordt op basis van het middelloonstelsel 2,25% ouderdomspensioen opgebouwd.

 

Het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen is gelijk aan het over de basispensioengrondslag opgebouwde ouderdomspensioen vermeerderd met het over de variabele pensioengrondslagen opgebouwde ouderdomspensioen.

 

Het ouderdomspensioen bedraagt maximaal 100% van het pensioengevend loon.

b. Omvang van het nabestaandenpensioen

Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Indien werknemer overlijdt voor de pensioendatum wordt voor het nabestaandenpensioen uitgegaan van het ouderdomspensioen dat opgebouwd had kunnen worden bij een ongewijzigde voortzetting van de dienstbetrekking tot pensioendatum en het pensioengevend loon dat werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken.

 

Het nabestaandenpensioen bedraagt maximaal 70% van het pensioengevend loon.

 

De rechten op nabestaandenpensioen worden verminderd met de op basis van artikel 11 aan de gewezen partner toekomende premievrije aanspraken op nabestaandenpensioen.

c. Omvang van het wezenpensioen

Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het ouderdomspensioen. Na het overlijden van beide ouders van het kind wordt het wezenpensioen verdubbeld.

 

Indien werknemer overlijdt voor pensioendatum wordt voor het wezenpensioen uitgegaan van het ouderdomspensioen dat opgebouwd had kunnen worden bij een ongewijzigde voortzetting van de dienstbetrekking tot de pensioendatum en het pensioengevend loon dat werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken.

 

Het wezenpensioen bedraagt maximaal 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

d. Omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen

Het nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat uit het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de ANW, vermeerderd met de vakantie-uitkering, verhoogd met premiecompensatie. De premiecompensatie is gelijk aan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. De premiecompensatie zal worden gebruteerd indien en voorzover het netto pensioeninkomen van de partner vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd lager is dan na de 65-jarige leeftijd.

e. Omvang van het arbeidsongeschiktheidspensioen

Het arbeidsongeschiktheidspensioen per jaar bedraagt bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van:

 

-     80% of meer

: 100% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     65%-80%

: 72,5% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     55%-65%

: 60% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     45%-55%

: 50% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     35%-45%

: 40% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     25%-35%

: 30% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     15%-25%

: 20% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen.

 

De grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan het 12 maal het vaste maandloon dat van toepassing is op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt, verhoogd met 8% vakantie-uitkering.

 

De door werknemer uit hoofde van de WAZ en andere arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen te ontvangen uitkeringen worden in mindering gebracht op het arbeidsongeschiktheidspensioen.

 

Gedurende het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid worden de te ontvangen uitkeringen aangevuld tot 100% van het vaste maandloon op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt.

Artikel 6 Uitkering van de pensioenen

De pensioenen worden in gelijke maandelijkse termijnen bij achterafbetaling uitgekeerd.

Artikel 7 Indexering van de pensioenen

De pensioenen zullen na ingang zoveel mogelijk waarde- of welvaartsvast worden gehouden. Voor het indexeren van de pensioenen zal worden uitgegaan van een door het Centraal Bureau voor de Statistiek periodiek gepubliceerd indexcijfer. Uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen zal door werkgever worden beslist welk indexcijfer voor de uitkeringsperiode bepalend zal zijn voor het indexeren van de pensioenen.

 

Voorzover dit het gevolg is van de indexering mogen het ouderdomspensioen, nabestaanden pensioen en wezenpensioen meer bedragen dan respectievelijk 100%, 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

Artikel 8 Inbouw elders verzekerde pensioenen

De door werknemer tijdens de voor de pensioenopbouw in aanmerking te nemen dienstjaren elders (bijvoorbeeld in verplicht gestelde bedrijfs- of beroepspensioenregelingen) opgebouwde pensioenen worden in mindering gebracht op de uit hoofde van deze pensioenovereenkomst opgebouwde pensioenen.

Artikel 9 Beëindiging van de dienstbetrekking voor pensioendatum

a.   Indien de pensioenopbouw anders dan door overlijden vóór pensioendatum wordt stopgezet, verkrijgt werknemer een premievrije aanspraak op evenredig ouderdomspensioen als bepaald in artikel 8 van de PSW. Werknemer zal tenminste een tijdsevenredige aanspraak op ouderdomspensioen ontvangen.

 

b.   De partner van werknemer ontvangt een premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen, waarvan de hoogte door de uitvoerder van de regeling naar redelijkheid zal worden bepaald.

Artikel 10 Waardeoverdracht

a.   Indien werknemer na het beëindigen van de dienstbetrekking een nieuwe dienstbetrekking aangaat bij een andere werkgever, heeft werknemer het recht om de waarde van de bij werkgever opgebouwde pensioenaanspraken over te laten dragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Werknemer zal hiertoe binnen twee maanden na deelname aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever een schriftelijk verzoek moeten doen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. De overgedragen waarde wordt bij de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever omgezet in aanspraken die meetellen in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. De wijze waarop de waardeoverdracht plaatsvindt alsmede het bepalen van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.


De partner moet schriftelijk met de waardeoverdracht instemmen.


Het na ontbinden van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding aan de gewezen partner toekomende nabestaandenpensioen, zoals omschreven in artikel 11 van deze pensioenovereenkomst, komt niet in aanmerking voor waardeoverdracht naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever.

 

b.   Indien werknemer in een dienstbetrekking bij een vorige werkgever premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, heeft werknemer het recht om de waarde van deze pensioenaanspraken te laten overdragen naar de (pensioenuitvoerder van de) huidige werkgever.


Waardeoverdracht naar eigen beheer is slechts mogelijk indien de pensioentoezegging van de vorige werkgever voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, derde lid, onderdeel c, van de PSW. De wijze waarop de waardeoverdracht plaats vindt alsmede het omzetten van de overgedragen waarde
in aanspraken die meetellen in de pensioenregeling geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.


Voorzover dit het gevolg is van waardeoverdracht van bij een vorige werkgever opgebouwde pensioenaanspraken, mogen het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen meer bedragen dan respectievelijk 100%, 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

Artikel 11 Bepalingen in geval van echtscheiding

a.   Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden wordt verbroken, worden aan de gewezen echtgenoot/geregistreerde partner premievrije aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen verleend in overeenstemming met artikel 8a van de PSW.

 

b.   Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden wordt verbroken nadat de dienstbetrekking tussen werkgever en werknemer is beëindigd, verkrijgt zijn gewezen echtgenoot/geregistreerde partner een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan het nabestaandenpensioen dat de voormalige werknemer heeft verkregen bij het beëindigen van zijn dienstbetrekking.

 

c.   Het hiervoor bepaalde vindt geen toepassing, indien de voormalige echtgenoten/ geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen of zijn overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien daaraan een verklaring van werkgever dan wel pensioenuitvoerder is gehecht waaruit blijkt dat deze bereid is het uit de afwijking voortvloeiende pensioenrisico te dekken.

 

d.   Werkgever verstrekt aan de gewezen echtgenoot/geregistreerde partner een bewijs van diens aanspraak.

 

e.   Indien werknemer en zijn partner, met wie hij een gezamenlijke huishouding voerde, niet langer duurzaam samenleven zal overeenkomstig het voorgaande een aanspraak op bijzonder partnerpensioen worden vastgesteld.

 

f.    Indien als gevolg van de beëindiging van het huwelijk/geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden dan wel na scheiding van tafel en bed de (gewezen) echtgenoot/geregistreerde partner rechtstreeks tegenover werkgever aanspraak kan maken op uitbetaling van een gedeelte van het opgebouwde ouderdomspensioen, dient deze geheel ten genoegen van werkgever de nodige gegevens te verstrekken ter bepaling van de omvang van zijn aanspraken. Werkgever zal daarbij handelen overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding.


Indien de toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding door partijen is uitgesloten, is werkgever op geen enkele wijze verplicht tot rechtstreekse uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen aan de (gewezen) echtgenoot/geregistreerde partner.

Artikel 12 Geheel of gedeeltelijk vervroegen of uitstellen van pensioendatum

a.   Werknemer heeft het recht om de pensioendatum in overleg met werkgever geheel of gedeeltelijk te vervroegen binnen de daarvoor geldende fiscale grenzen. De opgebouwde pensioenaanspraken worden dan actuarieel herrekend met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Het vervroegen van de pensioendatum is mogelijk indien en voorzover de dienstbetrekking wordt beëindigd. Bij het vervroegen van de pensioendatum wordt de actuariële waarde van het tot dat moment opgebouwde ouderdomspensioen aangewend als koopsom voor een direct ingaand ouderdomspensioen. Het nabestaandenpensioen en wezenpensioen zullen worden aangepast aan het herrekende ouderdomspensioen. De partner moet schriftelijk instemmen met het aanpassen van het nabestaandenpensioen.

 

b.   Werknemer heeft het recht om pensioendatum in overleg met werkgever, eventueel gedeeltelijk, tot uiterlijk de 70-jarige leeftijd van werknemer uit te stellen. Bij het uitstellen van pensioendatum worden de fiscale grenzen in acht genomen.


Het uitstellen van pensioendatum is slechts mogelijk indien en voorzover werknemer in een dienstbetrekking werkzaam blijft. Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de dienstbetrekking tijdens de uitstelperiode, zal het ouderdomspensioen direct ingaan voor het deel waarvoor de dienstbetrekking is beëindigd. Indien werknemer inmiddels in een andere dienstbetrekking werkzaam is, zal werkgever doorlopend toetsen of en in hoeverre werknemer nog in dienstbetrekking werkzaam is.


Voor het gedeelte waarvoor de dienstbetrekking in de uitstelperiode in stand blijft, zal de opbouw van ouderdomspensioen worden voortgezet en zal het opgebouwde ouderdomspensioen met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend. Het herrekende ouderdomspensioen mag niet uitgaan boven 100% van het pensioengevend loon.


Op het moment dat het ouderdomspensioen de 100%-grens bereikt, zal het ouderdomspensioen direct ingaan.


Het nabestaandenpensioen en wezenpensioen zullen worden aangepast aan het herrekende ouderdomspensioen.

Artikel 13 Keuzemogelijkheden

Onverminderd hetgeen overigens in deze pensioenovereenkomst is bepaald, heeft werknemer de hierna volgende keuzemogelijkheden. Indien de rechten van een derde (bijvoorbeeld de partner) worden aangetast als gevolg van een door werknemer te maken keuze, bestaat de keuzemogelijkheid slechts indien de derde daarmee schriftelijk instemt.

a. Variabilisering van de pensioenuitkering

Werknemer heeft het recht om de hoogte van de uitkeringen van het ouderdomspensioen te laten variëren binnen de verhouding 100:75. De laagste uitkering mag niet lager zijn dan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variatie wordt uiterlijk op de pensioendatum vastgesteld.

 

Voorzover dit het gevolg is van het variabiliseren van de uitkeringen mag het ouderdomspensioen méér bedragen dan 100% van het laatste pensioengevend loon.

b. Ruil van pensioenaanspraken

Werknemer heeft uiterlijk tot pensioendatum het recht het nabestaandenpensioen geheel of gedeeltelijk, maar maximaal tot 50% van het pensioengevend loon, om te ruilen in een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen. Voorzover dit het gevolg is van de ruil van nabestaandenpensioen mag het ouderdomspensioen méér bedragen dan 100% van het laatste pensioengevend loon.

 

Werknemer heeft uiterlijk tot pensioendatum het recht om ouderdomspensioen te ruilen voor nabestaandenpensioen. Het nabestaandenpensioen kan na een dergelijke ruil niet méér bedragen dan 70% van het laatste pensioengevend loon.

 

De ruil vindt plaats op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Het verlies aan pensioen dat het gevolg is van de ruil van pensioenaanspraken kan niet worden gecompenseerd.

Artikel 14 Verzekeraar van de pensioenen

De pensioenen zullen door werkgever volledig in eigen beheer worden gehouden. Met het ondertekenen van deze pensioenovereenkomst verklaart werknemer dat hij/zij direct of indirect houder is van tenminste 10% van het geplaatste kapitaal van ……………… BV (naam werkgever) en dat hij er mee instemt dat de pensioentoezegging niet wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de PSW.

 

Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de toegekende pensioenaanspraken geheel of gedeeltelijk zullen worden verzekerd bij een pensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij welke voldoet aan de daaraan op grond van de PSW en de Wet LB te stellen eisen.

Artikel 15 Afkoopverbod

De aan deze pensioenovereenkomst te ontlenen pensioenaanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PSW.

Artikel 16 Inkoop dienstjaren

a.   Werknemer heeft het recht om extra dienstjaren in te kopen voorzover deze volgens artikel 10a, eerste lid, van het UBLB kunnen worden aangemerkt als diensttijd welke bij werkgever is doorgebracht.

 

b.   Werknemer heeft het recht om de vóór 8 juli 1994 in Nederland bij andere werkgevers doorgebrachte dienstjaren in te kopen voorzover werknemer aannemelijk kan maken dat er als gevolg van het ontbreken van die dienstjaren, gerelateerd aan de pensioenregeling bij de huidige werkgever, sprake is van een pensioentekort.

 

De kosten van een inkoop van dienstjaren zijn volledig voor rekening van werknemer. Werkgever kan besluiten om de kosten van de inkoop geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen.

Artikel 17 Vrijwillige voortzetting na ontslag

Onverminderd artikel 4, onderdeel c, van deze pensioenovereenkomst heeft werknemer het recht om de pensioenopbouw in aansluiting op ontslag uit de dienstbetrekking gedurende 3 jaren op vrijwillige basis voort te zetten onder de daaraan door de Minister van Financiën op de voet van artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, laatste zinsnede, van het UBLB gestelde voorwaarden.

 

De kosten van de vrijwillige voortzetting zijn volledig voor rekening van werknemer. Werkgever kan besluiten om de kosten van de voortzetting geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen. Werknemer betaalt zijn bijdrage rechtstreeks aan werkgever.

Artikel 18 Kosten van de pensioenen

Afgezien van de kosten van inkoop van dienstjaren als bedoeld in artikel 16 en de kosten van vrijwillige voortzetting als bedoeld in artikel 17, zijn de kosten van de in deze pensioenovereenkomst toegezegde pensioenaanspraken voor …..% voor rekening van werkgever en voor …..% voor rekening van werknemer met dien verstande dat de werknemersbijdrage nooit hoger zal zijn dan de bijdrage van de werkgever.

 

Voorzover in deze pensioenovereenkomst niet anders is bepaald, zal de werknemersbijdrage in de kosten van de pensioenregeling worden ingehouden op het loon.

Artikel 19 Voorbehoud aanpassen pensioenaanspraken

Werkgever kan, ingeval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de PSW, de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. De pensioenaanspraken worden in dat geval aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.

 

Indien de resultaten van werkgever - uitsluitend ter beoordeling van werkgever - de toegezegde aanspraken voor de toekomst niet meer toelaten, kan werkgever de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. Werkgever beraadt zich dan met werknemer en/of andere gerechtigden omtrent de aanpassing van de toekomstige aanspraken aan de gewijzigde omstandigheden.

 

De aanspraak op ouderdomspensioen van werknemer kan zonder toestemming van diens partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. In dat geval dienen de huwelijkse voorwaarden of het echtscheidingsconvenant waaruit dit blijkt overlegd te worden.

 

De aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van werknemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW.

 

Indien de sociale, fiscale of pensioenregelgeving wordt gewijzigd of een wettelijk verplichte pensioenvoorziening wordt ingevoerd, kan werkgever deze pensioenovereenkomst aanpassen indien en voorzover die wijziging of die invoering de aanpassing noodzakelijk maakt. Onder een noodzakelijke aanpassing wordt ook begrepen een aanpassing met het oog op voortzetting van de fiscale faciliëring van de uit deze overeenkomst voortvloeiende pensioenrechten.

 

De hiervoor bedoelde aanpassingen hebben geen gevolgen voor de op dat moment reeds opgebouwde pensioenaanspraken. Bij verlaging van het loon worden reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet verlaagd.

Artikel 20 Slotbepalingen

Deze pensioenovereenkomst is gelijk aan de door of namens de Staatssecretaris van Financiën gepubliceerde modelpensioenovereenkomst met kenmerk “Modelpensioenovereenkomst Belastingdienst, digra, eigen beheer, eindloon, 65 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk 02-101”.

 

Werknemer zal werkgever tijdig op de hoogte brengen van alle omstandigheden die voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst van belang kunnen zijn.

 

Deze pensioenovereenkomst is van kracht met ingang van .. ……. 20.. (datum).

 

Aldus overeengekomen en in tweevoud getekend te …………………(plaats), op .. ……… 20.. (datum).

 

Werkgever,                                                                Werknemer,

………………. BV                                                      ………………. (naam)

namens deze,

 

…………………...                                                       …………………...

 

Bijlage 4 bij besluit CPP2003-1500M

Modelpensioenovereenkomst Belastingdienst

 

Digra, eigen beheer, middelloon, 65 jaar

 

Versie 5 december 2002

 

Kenmerk 02-102

 

Pensioenovereenkomst voor Digra met pensioen in eigen beheer

 

De ondergetekenden:

 

1.   …………… (naam) BV, fiscaal nummer ………………………, gevestigd te …………………. (vestigingsplaats), hierna te noemen “werkgever”, hierbij vertegenwoordigd door haar bestuurder, de heer/mevrouw …………….(naam);

 

en

 

2.   de heer/mevrouw …………………..(naam), SoFinummer ………………., geboren in ……………. (geboorteplaats), op .. …………… 19..(geboortedatum), wonende te ………………….(woonplaats), hierna te noemen “werknemer”,

 

verklaren dat zij, in aanvulling op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, onder de hierna genoemde voorwaarden een pensioenovereenkomst hebben gesloten.

Artikel 1 Definities

a.   Pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt (1 …………… ….) (datum).

b.   Partner:

-     de persoon waarmee werknemer is gehuwd (echtgenoot);

-     de persoon waarmee werknemer een geregistreerd partnerschap als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten (geregistreerde partner);

-     de ongehuwde persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste graad, met wie werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.

c.   Kind: het eigen kind of pleegkind van werknemer dat de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt.

d.   WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

e.   Franchise: 100/70 van de uitkeringen voor een ongehuwde persoon als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering.

f.    AOW: Algemene ouderdomswet.

g.   ANW: Algemene nabestaandenwet.

h.   PSW: Pensioen- en spaarfondsenwet.

i.    Wet LB: Wet op de loonbelasting 1964.

j.    UBLB: Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.

Artikel 2 Pensioenaanspraken

a. Ouderdomspensioen

Werknemer heeft aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen dat ingaat op pensioendatum.

b. Nabestaandenpensioen

Werknemer heeft ten behoeve van zijn partner aanspraak op een nabestaandenpensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer. Er bestaat slechts aanspraak op nabestaandenpensioen indien er tijdens de dienstbetrekking met werkgever daadwerkelijk een persoon is die voldoet aan de in artikel 1, onderdeel b, opgenomen omschrijving van een partner.

 

Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot de datum van overlijden van de partner.

c. Wezenpensioen

Werknemer heeft ten behoeve van ieder van zijn kinderen aanspraak op een wezenpensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer. Er bestaat slechts aanspraak op wezenpensioen voor tijdens de dienstbetrekking met werkgever daadwerkelijk aanwezige kinderen die voldoen aan de in artikel 1, onderdeel c, opgenomen omschrijving van een kind.

 

Het wezenpensioen eindigt op de 30ste verjaardag van het kind of bij eerder overlijden van het kind.

d. Nabestaandenoverbruggingspensioen

Werknemer heeft ten behoeve van zijn partner aanspraak op een nabestaandenoverbruggingspensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer en dat eindigt in de maand voorafgaand aan de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt of bij eerder overlijden van de partner.

e. Voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid

Over een periode van arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw voortgezet, mits werknemer in die periode een inkomensvervangende, loongerelateerde uitkering ontvangt. Voor de mate van arbeidsongeschiktheid wordt aangesloten bij het voor de WAZ vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. Bij de voortgezette pensioenopbouw wordt uitgegaan van het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage en het maandloon dat van toepassing is op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt. Bij wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de omvang van de voortgezette pensioenopbouw naar rato aangepast.

 

De voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd op de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar uiterlijk op de in artikel 1, onderdeel a, vastgestelde pensioendatum.

f. Arbeidsongeschiktheidspensioen

Indien werknemer langer dan een jaar arbeidsongeschikt is en in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de WAZ, heeft werknemer aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspensioen. Bij wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de omvang van het arbeidsongeschiktheidspensioen naar rato aangepast.

 

Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar uiterlijk tot de in artikel 1, onderdeel a, vastgestelde pensioendatum.

Artikel 3 Pensioengrondslag

Voor de opbouw van de pensioenaanspraken wordt uitgegaan van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag wordt vastgesteld op de ingangsdatum van deze overeenkomst en daarna per 1 januari van elk kalenderjaar. Bij het vaststellen van de pensioengrondslag wordt geen rekening gehouden met loonbestanddelen in natura.

 

De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon van werknemer verminderd met de franchise. Onder pensioengevend loon wordt verstaan het door werknemer uit hoofde van de dienstbetrekking genoten loon in geld.

 

Bij verlaging van het pensioengevend loon in de periode van 10 jaar direct voorafgaand aan de in de pensioenregeling vastgestelde pensioendatum als gevolg van het vervullen van een lager gekwalificeerde functie, of in geval van het vervullen van een deeltijdfunctie van niet minder dan 50% van een voltijdfunctie, wordt de opbouw van het pensioen voortgezet over het eerder genoten hogere pensioengevend loon.

Artikel 4 Dienstjaren

Als perioden die meetellen als dienstjaren dan wel als diensttijd worden in aanmerking genomen:

a.   de periode gedurende welke de dienstbetrekking heeft geduurd, daaronder begrepen perioden van - al dan niet in deeltijd -:

1.   ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 644 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

2.   sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van werkgever gedurende ten hoogste twaalf maanden;

3.   studieverlof voor cursussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor het op peil houden van de vakkennis en voor cursussen, opleidingen of studie die door werkgever worden gefinancierd;

4.   verlof als bedoeld in artikel 7:1 en volgende van de Wet arbeid en zorg gedurende ten hoogste achttien maanden;

met dien verstande dat bij dienstbetrekkingen in deeltijd de aldus in aanmerking te nemen periode wordt verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.

b.   perioden gedurende welke werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot een met werkgever verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat niet in Nederland is gevestigd, voorzover hij/zij bij dat verbonden lichaam niet heeft deelgenomen aan een pensioenregeling;

c.   perioden gedurende welke, in aansluiting op de in de onderdelen a en b bedoelde perioden, na onvrijwillig ontslag inkomensvervangende, loongerelateerde uitkeringen worden ontvangen;

d.   dienstjaren ten gevolge van waardeoverdracht van pensioenkapitaal, als bedoeld in de artikelen 32, vierde lid, 32a of 32b van de PSW, naar de huidige werkgever of de pensioenuitvoerder van de huidige werkgever;

e.   perioden waarin werknemer een tot zijn huishouden behorend kind heeft verzorgd dat de leeftijd van twaalf jaar niet heeft bereikt, met dien verstande dat de perioden waarin de kinderen die werknemer heeft verzorgd de leeftijd van zes jaar hebben bereikt, meetellen voor de helft. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt de aldus in aanmerking te nemen periode verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.

Artikel 5 Omvang van de pensioenen

De hierna omschreven omvang van de pensioenen is uitsluitend van toepassing indien werknemer tot pensioendatum onafgebroken in dienst van werkgever is geweest dan wel de pensioenopbouw onafgebroken tot pensioendatum heeft voortgezet overeenkomstig de mogelijkheden die deze overeenkomst daartoe biedt. Indien werknemer is overleden voor de pensioendatum geldt de omschreven omvang van het nabestaandenpensioen of wezenpensioen slechts indien werknemer tot het moment van overlijden in dienst van werkgever is geweest. De pensioenen worden tijdsevenredig opgebouwd.

 

Indien het overeengekomen aantal arbeidsuren per week lager is dan het bij werkgever voor een volledig dienstverband gebruikelijke aantal arbeidsuren, wordt het pensioen naar evenredigheid opgebouwd.

 

De in deze regeling voor het ouderdomspensioen opgenomen maxima moeten worden opgevat inclusief per dienstjaar 1/35 deel van de AOW-uitkering die voor het bepalen van de franchise in aanmerking is genomen. Voor het nabestaandenpensioen en wezenpensioen wordt rekening gehouden met respectievelijk 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van dit bedrag per dienstjaar.

a. Omvang van het ouderdomspensioen

Werknemer bouwt op basis van het middelloonstelsel elk jaar een ouderdomspensioen op van 2,25% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag. Het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen is gelijk aan de som van het in de opbouwjaren over de pensioengrondslagen opgebouwde ouderdomspensioen.

 

Het ouderdomspensioen bedraagt maximaal 100% van het pensioengevend loon.

b. Omvang van het nabestaandenpensioen

Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Indien werknemer overlijdt voor de pensioendatum wordt voor het nabestaandenpensioen uitgegaan van het ouderdomspensioen dat opgebouwd had kunnen worden bij een ongewijzigde voortzetting van de dienstbetrekking tot pensioendatum en het pensioengevend loon dat werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken.

 

Het nabestaandenpensioen bedraagt maximaal 70% van het pensioengevend loon.

 

De rechten op nabestaandenpensioen worden verminderd met de op basis van artikel 11 aan de gewezen partner toekomende premievrije aanspraken op nabestaandenpensioen.

c. Omvang van het wezenpensioen

Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het ouderdomspensioen. Na het overlijden van beide ouders van het kind wordt het wezenpensioen verdubbeld.

 

Indien werknemer overlijdt voor pensioendatum wordt voor het wezenpensioen uitgegaan van het ouderdomspensioen dat opgebouwd had kunnen worden bij een ongewijzigde voortzetting van de dienstbetrekking tot de pensioendatum en het pensioengevend loon dat werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken.

 

Het wezenpensioen bedraagt maximaal 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

d. Omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen

Het nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat uit het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de ANW, vermeerderd met de vakantie-uitkering, verhoogd met premiecompensatie. De premiecompensatie is gelijk aan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. De premiecompensatie zal worden gebruteerd indien en voorzover het netto pensioeninkomen van de partner vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd lager is dan na de 65-jarige leeftijd.

e. Omvang van het arbeidsongeschiktheidspensioen

Het arbeidsongeschiktheidspensioen per jaar bedraagt bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van:

 

-     80% of meer

: 100% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     65%-80%

: 72,5% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     55%-65%

: 60% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     45%-55%

: 50% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     35%-45%

: 40% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     25%-35%

: 30% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;

-     15%-25%

: 20% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen.

 

De grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan het 12 maal het vaste maandloon dat van toepassing is op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt, verhoogd met 8% vakantie-uitkering.

 

De door werknemer uit hoofde van de WAZ en andere arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen te ontvangen uitkeringen worden in mindering gebracht op het arbeidsongeschiktheidspensioen.

 

Gedurende het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid worden de te ontvangen uitkeringen aangevuld tot 100% van het vaste maandloon op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt.

Artikel 6 Uitkering van de pensioenen

De pensioenen worden in gelijke maandelijkse termijnen bij achterafbetaling uitgekeerd.

Artikel 7 Indexering van de pensioenen

De pensioenen zullen na ingang zoveel mogelijk waarde- of welvaartsvast worden gehouden. Voor het indexeren van de pensioenen zal worden uitgegaan van een door het Centraal Bureau voor de Statistiek periodiek gepubliceerd indexcijfer. Uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen zal door werkgever worden beslist welk indexcijfer voor de uitkeringsperiode bepalend zal zijn voor het indexeren van de pensioenen.

 

Voorzover dit het gevolg is van de indexering mogen het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen meer bedragen dan respectievelijk 100%, 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

Artikel 8 Inbouw elders verzekerde pensioenen

De door werknemer tijdens de voor de pensioenopbouw in aanmerking te nemen dienstjaren elders (bijvoorbeeld in verplicht gestelde bedrijfs- of beroepspensioenregelingen) opgebouwde pensioenen worden in mindering gebracht op de uit hoofde van deze pensioenovereenkomst opgebouwde pensioenen.

Artikel 9 Beëindiging van de dienstbetrekking voor pensioendatum

a.   Indien de pensioenopbouw anders dan door overlijden vóór pensioendatum wordt stopgezet, verkrijgt werknemer een premievrije aanspraak op evenredig ouderdomspensioen als bepaald in artikel 8 van de PSW. Werknemer zal tenminste een tijdsevenredige aanspraak op ouderdomspensioen ontvangen.

 

b.   De partner van werknemer ontvangt een premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen, waarvan de hoogte door de uitvoerder van de regeling naar redelijkheid zal worden bepaald.

Artikel 10 Waardeoverdracht

a.   Indien werknemer na het beëindigen van de dienstbetrekking een nieuwe dienstbetrekking aangaat bij een andere werkgever, heeft werknemer het recht om de waarde van de bij werkgever opgebouwde pensioenaanspraken over te laten dragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Werknemer zal hiertoe binnen twee maanden na deelname aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever een schriftelijk verzoek moeten doen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. De overgedragen waarde wordt bij de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever omgezet in aanspraken die meetellen in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. De wijze waarop de waardeoverdracht plaatsvindt alsmede het bepalen van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.


De partner moet schriftelijk met de waardeoverdracht instemmen.


Het na ontbinden van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding aan de gewezen partner toekomende nabestaandenpensioen, zoals omschreven in artikel 11 van deze pensioenovereenkomst, komt niet in aanmerking voor waardeoverdracht naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever.

 

b.   Indien werknemer in een dienstbetrekking bij een vorige werkgever premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, heeft werknemer het recht om de waarde van deze pensioenaanspraken te laten overdragen naar de (pensioenuitvoerder van de) huidige werkgever.


Waardeoverdracht naar eigen beheer is slechts mogelijk indien de pensioentoezegging van de vorige werkgever voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, derde lid, onderdeel c, van de PSW. De wijze waarop de waardeoverdracht plaats vindt alsmede het omzetten van de overgedragen waarde
in aanspraken die meetellen in de pensioenregeling geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.


Voorzover dit het gevolg is van waardeoverdracht van bij een vorige werkgever opgebouwde pensioenaanspraken, mogen het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen meer bedragen dan respectievelijk 100%, 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.

Artikel 11 Bepalingen in geval van echtscheiding

a.   Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden wordt verbroken, worden aan de gewezen echtgenoot/geregistreerde partner premievrije aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen verleend in overeenstemming met artikel 8a van de PSW.

 

b.   Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden wordt verbroken nadat de dienstbetrekking tussen werkgever en werknemer is beëindigd, verkrijgt zijn gewezen echtgenoot/geregistreerde partner een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan het nabestaandenpensioen dat de voormalige werknemer heeft verkregen bij het beëindigen van zijn dienstbetrekking.

 

c.   Het hiervoor bepaalde vindt geen toepassing, indien de voormalige echtgenoten/geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen of zijn overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien daaraan een verklaring van werkgever dan wel pensioenuitvoerder is gehecht waaruit blijkt dat deze bereid is het uit de afwijking voortvloeiende pensioenrisico te dekken.

 

d.   Werkgever verstrekt aan de gewezen echtgenoot/geregistreerde partner een bewijs van diens aanspraak.

 

e.   Indien werknemer en zijn partner, met wie hij een gezamenlijke huishouding voerde, niet langer duurzaam samenleven zal overeenkomstig het voorgaande een aanspraak op bijzonder partnerpensioen worden vastgesteld.

 

f.    Indien als gevolg van de beëindiging van het huwelijk/geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden dan wel na scheiding van tafel en bed de (gewezen) echtgenoot/ geregistreerde partner rechtstreeks tegenover werkgever aanspraak kan maken op uitbetaling van een gedeelte van het opgebouwde ouderdomspensioen, dient deze geheel ten genoegen van werkgever de nodige gegevens te verstrekken ter bepaling van de omvang van zijn aanspraken. Werkgever zal daarbij handelen overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding.


Indien de toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding door partijen is uitgesloten, is werkgever op geen enkele wijze verplicht tot rechtstreekse uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen aan de (gewezen) echtgenoot/geregistreerde partner.

Artikel 12 Geheel of gedeeltelijk vervroegen of uitstellen van pensioendatum

a.   Werknemer heeft het recht om de pensioendatum in overleg met werkgever geheel of gedeeltelijk te vervroegen binnen de daarvoor geldende fiscale grenzen. De opgebouwde pensioenaanspraken worden dan actuarieel herrekend met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Het vervroegen van de pensioendatum is mogelijk indien en voorzover de dienstbetrekking wordt beëindigd. Bij het vervroegen van de pensioendatum wordt de actuariële waarde van het tot dat moment opgebouwde ouderdomspensioen aangewend als koopsom voor een direct ingaand ouderdomspensioen. Het nabestaandenpensioen en wezenpensioen zullen worden aangepast aan het herrekende ouderdomspensioen. De partner moet schriftelijk instemmen met het aanpassen van het nabestaandenpensioen.

 

b.   Werknemer heeft het recht om pensioendatum in overleg met werkgever, eventueel gedeeltelijk, tot uiterlijk de 70-jarige leeftijd van werknemer uit te stellen. Bij het uitstellen van pensioendatum worden de fiscale grenzen in acht genomen.


Het uitstellen van pensioendatum is slechts mogelijk indien en voorzover werknemer in een dienstbetrekking werkzaam blijft. Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de dienstbetrekking tijdens de uitstelperiode, zal het ouderdomspensioen direct ingaan voor het deel waarvoor de dienstbetrekking is beëindigd. Indien werknemer inmiddels in een andere dienstbetrekking werkzaam is, zal werkgever doorlopend toetsen of en in hoeverre werknemer nog in dienstbetrekking werkzaam is.


Voor het gedeelte waarvoor de dienstbetrekking in de uitstelperiode in stand blijft, zal de opbouw van ouderdomspensioen worden voortgezet en zal het opgebouwde ouderdomspensioen met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend. Het herrekende ouderdomspensioen mag niet uitgaan boven 100% van het pensioengevend loon.


Op het moment dat het ouderdomspensioen de 100%-grens bereikt, zal het ouderdomspensioen direct ingaan.


Het nabestaandenpensioen en wezenpensioen zullen worden aangepast aan het herrekende ouderdomspensioen.

Artikel 13 Keuzemogelijkheden

Onverminderd hetgeen overigens in deze pensioenovereenkomst is bepaald, heeft werknemer de hierna volgende keuzemogelijkheden. Indien de rechten van een derde (bijvoorbeeld de partner) worden aangetast als gevolg van een door werknemer te maken keuze, bestaat de keuzemogelijkheid slechts indien de derde daarmee schriftelijk instemt.

a. Variabilisering van de pensioenuitkering

Werknemer heeft het recht om de hoogte van de uitkeringen van het ouderdomspensioen te laten variëren binnen de verhouding 100:75. De laagste uitkering mag niet lager zijn dan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variatie wordt uiterlijk op de pensioendatum vastgesteld.

 

Voorzover dit het gevolg is van het variabiliseren van de uitkeringen mag het ouderdomspensioen méér bedragen dan 100% van het laatste pensioengevend loon.

b. Ruil van pensioenaanspraken

Werknemer heeft uiterlijk tot pensioendatum het recht het nabestaandenpensioen geheel of gedeeltelijk, maar maximaal tot 50% van het pensioengevend loon, om te ruilen in een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen. Voorzover dit het gevolg is van de ruil van nabestaandenpensioen mag het ouderdomspensioen méér bedragen dan 100% van het laatste pensioengevend loon.

 

Werknemer heeft uiterlijk tot pensioendatum het recht om ouderdomspensioen te ruilen voor nabestaandenpensioen. Het nabestaandenpensioen kan na een dergelijke ruil niet méér bedragen dan 70% van het laatste pensioengevend loon.

 

De ruil vindt plaats op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Het verlies aan pensioen dat het gevolg is van de ruil van pensioenaanspraken kan niet worden gecompenseerd.

Artikel 14 Verzekeraar van de pensioenen

De pensioenen zullen door werkgever volledig in eigen beheer worden gehouden.

Met het ondertekenen van deze pensioenovereenkomst verklaart werknemer dat hij/zij direct of indirect houder is van tenminste 10% van het geplaatste kapitaal van ……………… BV (naam werkgever) en dat hij er mee instemt dat de pensioentoezegging niet wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de PSW.

 

Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de toegekende pensioenaanspraken geheel of gedeeltelijk zullen worden verzekerd bij een pensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij welke voldoet aan de daaraan op grond van de PSW en de Wet LB te stellen eisen.

Artikel 15 Afkoopverbod

De aan deze pensioenovereenkomst te ontlenen pensioenaanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PSW.

Artikel 16 Inkoop dienstjaren

a.   Werknemer heeft het recht om extra dienstjaren in te kopen voorzover deze volgens artikel 10a, eerste lid, van het UBLB kunnen worden aangemerkt als diensttijd welke bij werkgever is doorgebracht.

 

b.   Werknemer heeft het recht om de vóór 8 juli 1994 in Nederland bij andere werkgevers doorgebrachte dienstjaren in te kopen voorzover werknemer aannemelijk kan maken dat er als gevolg van het ontbreken van die dienstjaren, gerelateerd aan de pensioenregeling bij de huidige werkgever, sprake is van een pensioentekort.

 

De kosten van een inkoop van dienstjaren zijn volledig voor rekening van werknemer. Werkgever kan besluiten om de kosten van de inkoop geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen.

Artikel 17 Vrijwillige voortzetting na ontslag

Onverminderd artikel 4, onderdeel c, van deze pensioenovereenkomst heeft werknemer het recht om de pensioenopbouw in aansluiting op ontslag uit de dienstbetrekking gedurende 3 jaren op vrijwillige basis voort te zetten onder de daaraan door de Minister van Financiën op de voet van artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, laatste zinsnede, van het UBLB gestelde voorwaarden.

 

De kosten van de vrijwillige voortzetting zijn volledig voor rekening van werknemer. Werkgever kan besluiten om de kosten van de voortzetting geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen. Werknemer betaalt zijn bijdrage rechtstreeks aan werkgever.

Artikel 18 Kosten van de pensioenen

Afgezien van de kosten van inkoop van dienstjaren als bedoeld in artikel 16 en de kosten van vrijwillige voortzetting als bedoeld in artikel 17, zijn de kosten van de in deze pensioenovereenkomst toegezegde pensioenaanspraken voor …..% voor rekening van werkgever en voor …..% voor rekening van werknemer met dien verstande dat de werknemersbijdrage nooit hoger zal zijn dan de bijdrage van de werkgever.

 

Voorzover in deze pensioenovereenkomst niet anders is bepaald, zal de werknemersbijdrage in de kosten van de pensioenregeling worden ingehouden op het loon.

Artikel 19 Voorbehoud aanpassen pensioenaanspraken

Werkgever kan, ingeval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de PSW, de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. De pensioenaanspraken worden in dat geval aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.

 

Indien de resultaten van werkgever - uitsluitend ter beoordeling van werkgever - de toegezegde aanspraken voor de toekomst niet meer toelaten, kan werkgever de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. Werkgever beraadt zich dan met werknemer en/of andere gerechtigden omtrent de aanpassing van de toekomstige aanspraken aan de gewijzigde omstandigheden.

 

De aanspraak op ouderdomspensioen van werknemer kan zonder toestemming van diens partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. In dat geval dienen de huwelijkse voorwaarden of het echtscheidingsconvenant waaruit dit blijkt overlegd te worden.

 

De aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van werknemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW.

 

Indien de sociale, fiscale of pensioenregelgeving wordt gewijzigd of een wettelijk verplichte pensioenvoorziening wordt ingevoerd, kan werkgever deze pensioenovereenkomst aanpassen indien en voorzover die wijziging of die invoering de aanpassing noodzakelijk maakt. Onder een noodzakelijke aanpassing wordt ook begrepen een aanpassing met het oog op voortzetting van de fiscale faciliëring van de uit deze overeenkomst voortvloeiende pensioenrechten.

 

De hiervoor bedoelde aanpassingen hebben geen gevolgen voor de op dat moment reeds opgebouwde pensioenaanspraken. Bij verlaging van het loon worden reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet verlaagd.

Artikel 20 Slotbepalingen

Deze pensioenovereenkomst is gelijk aan de door of namens de Staatssecretaris van Financiën gepubliceerde modelpensioenovereenkomst met kenmerk “Modelpensioenovereenkomst Belastingdienst, digra, eigen beheer, middelloon, 60 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk 02-102”.

 

Werknemer zal werkgever tijdig op de hoogte brengen van alle omstandigheden die voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst van belang kunnen zijn.

 

Deze pensioenovereenkomst is van kracht met ingang van .. ……. 20.. (datum).

 

Aldus overeengekomen en in tweevoud getekend te …………………(plaats), op .. ……… 20.. (datum).

 

Werkgever,                                                                Werknemer,

………………. BV                                                      ………………. (naam)

namens deze,

 

…………………...                                                       …………………...