Loonheffingen. Pensioenen; vervroegen ingangsdatum pensioenuitkeringen en samenloop met arbeidsinkomsten.

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio’s, Brieven en beleidsbesluiten

Besluit van 30 augustus 2011, nr. BLKB2011/1231M, Stcrt. 7 september 2011 Nr. 16384

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit is een nieuwe beleidslijn opgenomen voor de situatie waarin een werknemer het pensioen vervroegd in laat gaan, maar niet eerder dan op de leeftijd van 60 jaar, en blijft doorwerken.

1. Inleiding In dit besluit is een nieuwe beleidslijn opgenomen voor de situatie waarin een werknemer het pensioen vervroegd in laat gaan, maar niet eerder dan op de leeftijd van 60 jaar, en blijft doorwerken.

In de uitvoeringspraktijk blijkt mijn bestaande standpunt inzake vervroeging van pensioen en doorwerken belemmerend te werken bij de flexibele invulling van situaties van samenloop van (gedeeltelijk) vervroegd uittreden in combinatie met doorwerken in deeltijd en/of demotie. Dit geeft mij aanleiding het standpunt deels te herzien.

Onderdeel 2 geeft het bestaande standpunt weer. In onderdeel 3 ga ik in op de maatschappelijke ontwikkelingen over dat standpunt. Onderdeel 4 bevat een gedeeltelijke herziening van dat standpunt, ter tegemoetkoming aan verzoeken uit de praktijk. Onderdeel 5 betreft de datum van inwerkingtreden van dit besluit.

2. Bestaand standpunt

In vraag en antwoord 3 van mijn inmiddels ingetrokken besluit van 29 augustus 2003, nr. CPP2003-530M, heb ik aangegeven dat de reglementaire ingangsdatum van het ouderdomspensioen niet mag worden vervroegd voor zover de arbeidsinkomsten na die vervroegde datum blijven doorlopen. Dit standpunt geldt op gelijke wijze voor het vervroegen van de reglementaire ingangsdatum van vroegpensioen, tijdelijk overbruggingspensioen en prepensioen. De achtergrond van dit vereiste van inkomensvervanging is dat het vervroegen van de reglementaire pensioeningangsdatum onder gelijktijdige voortzetting van de arbeid in beginsel niet verenigbaar is met het karakter van pensioenregelingen en de daaraan gekoppelde fiscale faciliteiten. Na het intrekken van het besluit CPP2003-530M is het standpunt inzake doorwerken en bijverdienen bij een vervroegde ingang van de pensioenuitkeringen opgenomen in vraag en antwoord 08-014 op www.belastingdienstpensioensite.nl. Samengevat staat in dit vraag en antwoord dat bij ouderdomspensioen sprake moet zijn van een inkomensvoorziening. Het begrip inkomensvoorziening is gebruikt om duidelijk te maken dat de fiscale faciliteit waarbij de aanspraken op ouderdomspensioen worden vrijgesteld erop is gericht om verlies van arbeidsinkomsten op te vangen. Voor prepensioen, vroegpensioen en overbruggingspensioen geldt hetzelfde. Als een werknemer zijn pensioen vervroegd laat ingaan zonder dat hij dienovereenkomstig in arbeidsinkomsten achteruitgaat, voldoet de fiscale faciliteit niet meer aan die doelstelling. Op grond van artikel 19b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt dan de gehele aanspraak op de vervroegde ingangsdatum belast.

Het is daarbij niet van belang of de inkomsten afkomstig zijn uit dezelfde dienstbetrekking, uit een andere dienstbetrekking of uit enige andere inkomensgenererende activiteit. Vervroegde pensionering veronderstelt een einde van

het arbeidzame leven. Als sprake is van een gedeeltelijke vervroegde pensionering dient de mate van vermindering van het inkomen uit economische activiteiten overeen te komen met het gedeelte waarvoor het pensioen vervroegd ingaat. In de praktijk vraagt de pensioenverzekeraar hiervoor een verklaring van de werknemer, waarin de werknemer verklaart dat hij zijn arbeidzame leven in dezelfde mate beëindigt als waarin hij vervroegd met pensioen gaat en dat hij niet van plan is die arbeid te hervatten.

3. Maatschappelijke ontwikkelingen

In de uitvoeringspraktijk blijkt het standpunt belemmerend te werken bij de flexibele invulling van situaties van samenloop van (gedeeltelijk) vervroegd uittreden in combinatie met doorwerken in deeltijd en/of demotie. Bovendien zijn de tot 2006 opgebouwde rechten op prepensioen, vroegpensioen en overbruggingspensioen bij het invoeren van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling niet in alle gevallen omgezet in ouderdomspensioen ingaande op 65 jaar. In een aantal situaties zijn de tot 2006 opgebouwde rechten op prepensioen, vroegpensioen en overbruggingspensioen ongewijzigd in stand gebleven en kan na de bij deze regelingen behorende reglementaire pensioendatum gewoon worden doorgewerkt. In de situatie van samenloop van vervroegd ingaande pensioen-uitkeringen in combinatie met arbeidsinkomsten wegens geheel of gedeeltelijk doorwerken, kan zich daardoor ongelijke behandeling van materieel gelijke gevallen voordoen.

4. Tegemoetkoming aan verzoeken uit de praktijk

In de bovengenoemde maatschappelijke ontwikkelingen heb ik, na afstemming met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, aanleiding gevonden mijn standpunt met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit deels te herzien. Bij een vervroeging tot de 60-jarige of latere leeftijd zal voortaan niet worden getoetst of de economische activiteiten dienovereenkomstig worden verminderd. Hierdoor verbeteren de mogelijkheden om (gedeeltelijk) vervroegde pensionering in combinatie met (gedeeltelijk) doorwerken flexibel in te vullen. Dit vermindert ook de geconstateerde uitvoeringslasten en kan de arbeidsparticipatie van oudere werknemers stimuleren.

Bij een vervroegde ingangsdatum van de pensioenuitkeringen vóór het bereiken van de 60-jarige leeftijd blijft toetsing plaatsvinden aan de voorwaarde dat het pensioen slechts kan worden vervroegd voor zover de werknemer dienovereenkomstig in arbeidsinkomsten achteruitgaat.

5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 augustus 2011

De staatssecretaris van Financiën,

F.H.H. Weekers.