Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen
Besluit van 1 november 2001, nr. CPP2001/2130M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is een herziene versie van het besluit van 20 december 2000, nr. CPP2000/3087M Het besluit is herzien in verband met de omzetting van guldensbedragen in eurobedragen per 1 januari 2002 en bevat geen inhoudelijke wijzigingen.
In artikel 26 van de Wet op de loonbelasting 1964 is bepaald dat beloningen die in de regel slechts eenmaal of eenmaal per jaar worden toegekend, worden belast volgens loonbelastingtabellen voor bijzondere beloningen. Deze zijn bij ministeriële regeling vastgesteld.
Onverkorte toepassing van de wettelijke bepalingen inzake deze tabellen kan ertoe leiden dat meer loonbelasting/premie volksverzekeringen wordt ingehouden dan over hetzelfde loon aan inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen verschuldigd zal zijn.
Met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen heb ik daarom de in onderdeel 3 vermelde regeling getroffen.
De toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen kan tot een hoger heffingspercentage leiden dan het percentage dat past bij het loon over het lopende jaar indien:
- het loon geheel dan wel voor een belangrijk deel bestaat uit volgens de tabel voor bijzondere beloningen te belasten bestanddelen;
- het voor de toepassing van de tabel voor de bijzondere beloningen in aanmerking te nemen jaarloon belangrijk hoger is dan het jaarloon over het lopende jaar.
Met betrekking tot de in onderdeel 2 genoemde situaties keur ik goed dat de werknemer de voor hem bevoegde inspecteur verzoekt een lager heffingspercentage vast te stellen dan de tabel voor bijzondere beloningen aanwijst. De inspecteur machtigt daarop de inhoudingsplichtige de onder de tabel voor bijzondere beloningen vallende loonbestanddelen te belasten naar dat lagere heffingspercentage. De werknemer dient bij zijn verzoek een schriftelijke berekening te overleggen. Uit die berekening moet blijken dat als gevolg van een te hoge heffing over de bijzondere beloningen de in te houden loonbelasting/premie volksverzekering de vermoedelijk verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen met 10% of meer, doch ten minste met € 227 zal overtreffen, zo een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen zou worden opgelegd.
Bij de berekening van de verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen blijft een eventueel negatief saldo van uitsluitend voor de heffing van de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen in aanmerking te nemen bestanddelen van het inkomen uit werk en woning en het inkomen uit aanmerkelijk belang buiten beschouwing.
De hierboven bedoelde verlaging van het heffingspercentage blijft achterwege indien en voorzover het verschil tussen de in te houden loonbelasting/premie volksverzekeringen en de vermoedelijk verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen veroorzaakt wordt door aftrekposten die in beginsel kunnen leiden tot een voorlopige teruggaaf.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.
Het besluit van 20 december 2000, nr. CPP2000/3087M vervalt per 1 januari 2002.