Belastingdienst, Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen
Besluit van 23 augustus 2002, nr. CPP2002/1834M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Pseudo-werknemers hebben een arbeidsverhouding die geen echte of fictieve dienstbetrekking is. Een pseudo-werknemer kan echter samen met zijn opdrachtgever/beoogde inhoudingsplichtige (hierna: werkgever) ervoor kiezen om de tussen hen bestaande arbeidsverhouding voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen aan te merken als een dienstbetrekking. Hiervoor geldt de opting-in-regeling, bedoeld in artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 2g van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Deze regeling geldt overigens niet voor de premieheffing werknemersverzekeringen.
Vanuit de uitvoeringspraktijk zijn vragen gesteld over de toepassing van de regeling. De vragen en de hierop gegeven antwoorden zijn hierna opgenomen. In dit besluit zijn tevens geactualiseerd de punten D.1 (waar het artiesten betreft) en D.2 uit het besluit van 25 augustus 2000, nummer CPP 2000/1313M. Dat besluit heeft daardoor voor wat betreft die twee punten zijn belang verloren.
Opting-in heeft bepaalde gevolgen voor een werkgever. De gegevens van de pseudo-werknemer moeten bijvoorbeeld worden opgenomen in de loonadministratie. De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) is, met uitzondering van de afdrachtvermindering scholing non-profit en de afdrachtvermindering arbo non-profit, niet van toepassing op pseudo-werknemers. Vloeien voor de werkgever ook voordelen voort uit de opting-in?
Ja, opting-in heeft voor de werkgever ook bepaalde voordelen, zoals:
- Op het loon van de pseudo-werknemer zijn alle regels voor de heffing van de loonbelasting van toepassing. Zo kan de mogelijkheid worden geboden om deel te nemen aan een werknemersspaarregeling of een pensioenregeling. Ook kan de werkgever vrije vergoedingen en verstrekkingen geven. De werkgever kan hiermee zijn concurrentiepositie op de arbeidsmarkt versterken.
- De WVA voorziet in een vermindering van de af te dragen loonbelasting en premie volksverzekeringen. De afdrachtvermindering bedraagt ten hoogste de af te dragen loonbelasting en premie volksverzekeringen. Hierdoor kunnen niet alle werkgevers de afdrachtvermindering geheel geldend maken. De WVA is, met uitzondering van de afdrachtvermindering scholing non-profit en de afdrachtvermindering arbo non-profit, niet van toepassing op de pseudo-werknemers. De afdrachtvermindering die betrekking heeft op reguliere werknemers, kan echter wel worden verrekend met de af te dragen loonbelasting en premie volksverzekeringen die van pseudo-werknemers is ingehouden. Een werkgever kan derhalve, door gebruik te maken van de opting-in-regeling, de ruimte voor de afdrachtvermindering vergroten.
Gelden er voor opting-in bepaalde voorwaarden?
Ja, de volgende vier voorwaarden zijn van toepassing:
- De pseudo-werknemer heeft een arbeidsverhouding met de werkgever en geniet daaruit een beloning.
- De arbeidsverhouding kwalificeert niet als een echte of fictieve dienstbetrekking.
- De arbeidsverhouding levert geen belastbare winst uit onderneming op. Zodra dat wel het geval is, moet de pseudo-werknemer dat melden aan zijn inspecteur van de Belastingdienst. Opting-in is dan niet meer mogelijk. De pseudo-werknemer kwalificeert dan als winstgenieter.
- De pseudo-werknemer en de werkgever melden, door middel van een gezamenlijke verklaring, de Belastingdienst dat zij de arbeidsverhouding voor heffing van de loonbelasting/premie volksverzekeringen aanmerken als een dienstbetrekking (hierna: melding). Deze melding moet worden gedaan voor de eerste inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen.
Moet de melding worden ingediend bij de inspecteur van de werkgever of bij de inspecteur van de pseudo-werknemer?
Het indienen van de melding bij de inspecteur van de werkgever is de meest aangewezen weg.
Het is evenwel ook toegestaan om deze melding, bijvoorbeeld uit praktische overwegingen, te doen aan de inspecteur van de pseudo-werknemer. De melding is van belang voor zowel de inspecteur van de werkgever (bijvoorbeeld voor het toekennen van een loonbelastingnummer) als voor de inspecteur van de werknemer (bijvoorbeeld voor de premieheffing Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen). De ene inspecteur zal dan de andere daarom op de hoogte stellen. De inspecteur aan wie de melding is toegezonden zendt voorts een ontvangstbevestiging aan de werkgever.
Moet de melding aan bepaalde voorwaarden voldoen?
Ja, de melding moet bestaan uit een gezamenlijke verklaring van de pseudo-werknemer en de werkgever. Tevens moet uit de melding blijken dat wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in punt 2. Er is geen model voorgeschreven. Desgewenst kan het bijgevoegde formulier worden gebruikt. Dit formulier is ook te downloaden van de internetsite van de Belastingdienst (http://www.belastingdienst.nl) en is verkrijgbaar bij de Belastingtelefoon.
Kan de opting-in-regeling ook worden toegepast met terugwerkende kracht?
Zoals aangegeven in punt 2 is voor opting-in een melding nodig voor de eerste inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen. Als de melding echter na de eerste inhouding plaatsvindt, ontmoet het geen bezwaar dat de werkgever terugwerkende kracht aan de melding verleent tot de datum in het lopende kalenderjaar waarop de pseudo-werknemer in de loonadministratie is opgenomen. De terugwerkende kracht betreft dan het louter formaliseren van de feitelijke gang van zaken. Terugwerkende kracht naar een vorig kalenderjaar is niet toegestaan.
Kan een toekomstige directeur-grootaandeelhouder de opting-in-regeling toepassen tijdens de zgn. voorperiode in afwachting van de formele oprichting van de BV?
Nee, opting-in is niet mogelijk gedurende deze voorperiode. Opting-in vereist een arbeidsverhouding tussen de werkgever en de pseudo-werknemer. Een BV in oprichting bestaat juridisch echter nog niet. Hierdoor kan er tijdens de voorperiode geen sprake zijn van een arbeidsovereenkomst met (HR 12 april 1967, nr. 15 709, BNB 1967/144), noch van een arbeidsverhouding.
Staat de opting-in-regeling ook open voor artiesten en beroepssporters met een overeenkomst voor korte duur?
Ja. Voor artiesten en beroepssporters met een overeenkomst van korte duur geldt, als hun arbeidsverhouding niet een echte of fictieve dienstbetrekking is, in beginsel een bijzondere regeling; de zgn. artiesten- en beroepssportersregeling. Samen met de werkgever kunnen zij er echter voor kiezen om de arbeidsverhouding aan te merken als een dienstbetrekking. De normale regels voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen zijn dan van toepassing, in plaats van de artiesten- en beroepssportersregeling.
Is de in punt 5 beschreven ‘’terugwerkende kracht’’ ook van toepassing als een artiest of beroepssporter waarvoor de artiesten- en beroepssportersregeling geldt, naderhand tezamen met de werkgever kiest voor opting-in?
Ja, eveneens als het gaat om het louter formaliseren van de feitelijke gang van zaken in een lopend kalenderjaar. Dat is niet het geval als met toepassing van de artiesten- en beroepssportersregeling reeds hogere inhoudingen hebben plaatsgevonden dan de inhoudingen die met toepassing van de opting-in-regeling zouden moeten plaatsvinden. Terugwerkende kracht is dan niet mogelijk.
Bestuursleden van een stichting ontvangen een kostenvergoeding. Feitelijk staat vast dat er geen sprake is van een echte of fictieve dienstbetrekking. De stichting wil de kostenvergoeding met toepassing van de opting-in-regeling onbelast uitbetalen. Is dat mogelijk?
Ja, als er wordt voldaan aan de voor opting-in geldende voorwaarden (zie punt 2). Er moet dan onder meer een beloning worden genoten uit een arbeidsverhouding. Van een beloning is geen sprake als de vergoeding niet hoger is dan de naar redelijkheid te bepalen kosten. Opting-in is dan niet mogelijk, maar ook niet nodig. In dat geval is er geen sprake van een bron van inkomen. Belastingheffing over de vergoeding is dan niet aan de orde.
Bij een (gedeeltelijk) bovenmatige vergoeding kan wel sprake zijn van een beloning en kan er gebruik worden gemaakt van de opting-in-regeling. Feitelijk moet er dan wel sprake zijn van een arbeidsverhouding. Overigens kan er in dat geval onder bepaalde voorwaarden ook gebruik worden gemaakt van de zgn. vrijwilligersregeling; zie het besluit van 19 december 2000, nr. CPP2000/2727M en - voor de actuele bedragen - het besluit van 7 februari 2002, nr. DGB2002/535M, inzake de belastingheffing van artiesten en beroepssporters.
Is opting-in mogelijk terwijl er geen arbeid meer wordt verricht, maar er nog wel een recht bestaat op inkomsten (bijvoorbeeld ter overbrugging of als wachtgeld)?
Nee, voor opting-in is nodig dat er arbeid wordt verricht. Als er in de periode dat wel arbeid werd verricht gebruik werd gemaakt van de opting-in-regeling, vormen latere inkomsten uit die arbeidsverhouding overigens automatisch loon uit vroegere dienstbetrekking.
De pseudo-werknemer en/of de werkgever wensen de opting-in-situatie op een bepaald moment vrijwillig te beëindigen, al dan niet onder continuering van de arbeidsverhouding. Gelden daarvoor specifieke voorwaarden?
Nee, tenzij beëindiging van de opting-in meebrengt dat de werkgever niet langer inhoudingsplichtig is (bijvoorbeeld doordat de arbeidsverhouding eindigt en de werkgever overigens geen werknemers in dienst heeft). Zie in dat geval hoofdstuk 14 van de Handleiding loonbelasting, premie volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen. De beëindiging van een opting-in-situatie hoeft niet doorgegeven te worden aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
Opting-in formulier Verklaring Loonbelasting Premie Volksverzekeringen