Loonbelasting. Realiteitswaarde cafetariaregeling

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

 

Besluit van 23 september 2003, nr. CPP2003/1025M

 

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

Aan mij is een vraag voorgelegd inzake een keuzesysteem van arbeidsvoorwaarden of beloningsbestanddelen (hierna: cafetariaregeling). De vraag en het antwoord zijn hieronder opgenomen.

De Voorzitter van de Raad van Bestuur Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) heeft mij meegedeeld dat dit besluit ook geldt voor de premieheffing werknemersverzekeringen.

Vraag

Het besluit van 21 december 2000, nummer CPP2000/2942M, bevat een algemeen toetsingskader voor aan werknemers geboden keuzes van arbeidsvoorwaarden of beloningsbestanddelen. Dit besluit vermeldt onder meer, dat bij wijzigingen in de overeengekomen beloning als uitgangspunt geldt dat deze doorwerken in de werkelijke, in de toekomst te genieten beloning.

Daarbij wordt erop gewezen, dat de diverse aspecten van de arbeidsvoorwaarden ieder op zichzelf of in hun onderlinge samenhang bezien een rol kunnen spelen bij de beoordeling van de realiteitswaarde van een wijziging in de overeengekomen beloning. Het past bij een reële wijziging van de overeengekomen beloning dat de daarmee samenhangende verschillen of consequenties met betrekking tot de beloning, voorzover aanwezig gelet op de terzake geldende regeling, bewust door de betrokkenen worden aanvaard.

 

De CAO Geestelijke Gezondheidszorg 2001-2002 en de CAO Gehandicaptenzorg 2001-2002 zijn algemeen verbindend verklaard. In deze CAO’s is bepaald dat een verlaging van het brutoloon door gebruikmaking van de cafetariaregeling invloed heeft op loonafhankelijke arbeidsvoorwaarden, met uitzondering van het uurloon waarover de toeslagen voor het overwerk en onregelmatigheid worden berekend.

 

Leidt deze uitzondering tot een vermindering van de realiteitswaarde van de cafetariaregeling?

Antwoord

Nee, de realiteitswaarde van de genoemde cafetariaregeling blijft in stand. De genoemde regeling is fiscaal acceptabel.

 

Het staat partijen vrij om, met inachtneming van de terzake geldende regelgeving, regelingen zodanig aan te passen dat keuzes in het kader van een cafetariaregeling daarop geen invloed hebben. De realiteitswaarde van een wijziging van de overeengekomen beloning behoeft in beginsel geen nadere beoordeling indien het een toekomstgerichte wijziging betreft die berust op een structurele regeling (zoals een collectieve arbeidsovereenkomst) en indien sprake is van wezenlijke niet fiscale verschillen en consequenties. In de onderhavige situatie is aan deze voorwaarden voldaan. Aan de realiteitswaarde behoeft dan niet getwijfeld te worden. Van belang is wčl, dat inkomensafhankelijke regelingen die gevolgen verbinden aan de keuzes in het kader van de cafetariaregeling consequent worden toegepast. Overigens verwijs ik in dit verband naar het besluit van 21 december 2000, nummer CPP 2000/2942M.

 

De relevante onderdelen van de hiervoor genoemde CAO’s luiden als volgt.

 

“Artikel…: Inwisselen in het kader van een fiscale regeling PC-privé projecten, fietsenplannen, kinderopvang en spaarloonregeling

 

1.   De werknemer kan gebruik maken van een door de werkgever geďnitieerd PC-privé project, fietsenplan, kinderopvangregeling of spaarloonregeling onder de condities die de fiscale regelingen daaraan stellen.

 

2.   In het kader van het bepaalde in lid 1 kan als financiering worden gebruikt:

-     het bruto maandsalaris;

-     de vakantietoeslag met inachtneming van het bepaalde in artikel 13:2;

-     de eindejaarsuitkering;

-     de beloningen als bedoeld in artikel 13:2 lid 1 sub H;

-     of, indien van toepassing, maximaal 3 vakantiedagen als bedoeld in artikel 13:2 lid 1 sub A.

 

3.   Ten behoeve van de berekening van de waarde van een verlofdag wordt de loonwaarde van een vakantie-uur gelijk gesteld aan het actuele uurloon op het moment van daadwerkelijke inwisseling.

 

4.   Indien de werknemer gebruik maakt van de mogelijkheden als bedoeld in lid 1 wordt, voor zover van toepassing, het uurloon ten behoeve van de berekening van de toeslagen als bedoeld in de artikelen 7:4 en 7:5 (aangaande overwerk) en 7:11 (aangaande onregelmatige dienst) zodanig vastgesteld als ware het brutosalaris niet verlaagd.

 

5.   Voor de berekening van de hoogte van de verhuiskostenvergoeding als bedoeld in artikel 9:7 en de gratificatie in artikel 4:13 wordt uitgegaan van het verlaagde brutosalaris.”

 

Voor de onderhavige CAO’s geldt dat de realiteitswaarde van de cafetariaregeling niet vermindert door de genoemde clausules. Deze onderdelen, met name de tekst in het vierde lid, kunnen als voorbeeld dienen voor andere CAO’s of arbeidsvoorwaarden.

Desgewenst kan de regeling uit een oogpunt van rechtszekerheid ter beoordeling worden voorgelegd aan de Belastingdienst.